VORIGE WEEK VOLGENDE WEEK
6
Des morgens heb ik geschreven en hebben De Jong en ik een begin met de lijsten gemaakt, doch toen kwam T. de Jong en al spoedig Jan W. Baas met rekening die hier heeft koffij gedronken en, en na het eten is P. Visser gekomen met een rekening van J. Baas voor rijden van den Ingenieur. Die gezegd dat de rekening hier maar moest bezorgen. Dezelve is groot f 62,40 cent. Daarna is de Opzigter Houwerzijl hier gekomen om de opgaaf van het volk te hebben, en heeft ons aangeboden twee pramen van Rottinghuis dien op den Dollard lagen, per week voor 50 en 60 cent, welke wij hebben aangenomen. Het heeft de gehele dag geregend, en hoog water, zoodat wij nog zes man aan de kadijk hebben moeten stellen.
7
Des morgens naar de Beerstermude gegaan en daar een plek voor de keet bepaald en vervolgens langs het werk gegaan waar bij de Hoek van Waalkens 6 ploegen waren ingelegen, en met dezen geaccordeerd om het kanaal op het bestek te brengen aan de dijk voor 23 cents per el, mede waren ingelegen ten oosten van de mude 3 ploegen die ook op dezelfde voorwaarden kunnen werken. Mede zijn wij die dag langs de kadijken gegaan vanaf de Oude Geut, waar ze bezig waren met verzwaren en digtmaken van de zwetten. Des avonds te huis komende waren de timmerknechten bij het Zijlhuis gedeeltelijk dronken. Wij hebben bij Van Rees geweest en daar is Visser gekomen, die ik de orders heb gegeven.
8
Des morgens heb ik brieven geschreven en ben toen met de chais van J. Baas naar Winschoten gereden, te Finsterwolde onze Opzigter voor het 1e perc. Zwets ontmoet hebbende. Ik heb bij Mulder en Frederika gezeten en ben vervolgens naar het kantoor van den Heer Viëtor gegaan, van wien ik tegen bewijs op rente heb ontvangen f 5000= à 5% en bepaald dat indien ik meer nodig had, ik dan vrijdag of zaturdag maar moest sturen. Vervolgens heb ik aan Randa Mulder betaald f 60= voor 200 sparren van Engelkes. Ik heb bij Muntingh naar kookkagchels gezien, doch waren deze te klein. Terugkomende ben ik te Finsterwolde bij Nieborg geweest en daar nog een poosje met Zwets gesproken, die ook rijs voor zijn vader wilde verkopen, dat ik geaccepteerd heb voor f 4=. Deze wist geen kosthuis voor hem geschikt te vinden. Bij Jan Baas heb ik gerekend met de beide arbeiders vracht van turf en twee schippers Pul van rijsvracht.
9
Des morgens naar huis geschreven en later bij het werk geweest. Van den Ingenieur berigt ontvangen om bij de sluisput te komen. Heeft ZEd gezegd dat de sluis zoude komen waar hij afgebakend was, mits gereed zijnde voor 1e October. Vandaar hebben wij over de breedte van het kanaal gesproken, dat op 10 el bepaald was, maar alsdan teveel grond opleverde en dien ten gevolge heeft de Ingenieur gezegd om als wij 2,00 beneden volzee waren, aan weerszijden banketten van 2 el breedte te laten staan, vervolgens zijn doorgegaan tot de Veenrijte en alles wel bevonden. Ook was er weer een nieuwe ploeg volk gekomen.
10
Des morgens langs de Directiekeet gegaan tot de Beersterzijl, waar wij de plaats voor de keet aan de timmerlieden hebben opgegeven en orders om diezelve te plaatsen. Vervolgens zijn wij naar de Hoek van Waalkens gegaan en hebben daar bij de ploegen een aanwijziging gedaan, alsmede aan de taludwerkers, omtrent de plaatsing van de profillen, namelijk om ze in den dijk te stellen ter plaatse waar wij een el boven volzee zijn. Vervolgens met Opzigter Zwets naar het Zijlhuis gaande hebben wij van de bewerking van de rijs gesproken en heeft deze gezegt geene bakens te willen plaatsen dan alleen de buitenlijn van de kruin van de dijkhoogte en rigting. Vervolgens zijn wij de Kerklaan opgelopen en toen van de Oude Geut bijlangs de ploegen die de grond van buiten moesten halen, omdat het kanaal niet is uitgezet tot aan de Noorderrijte. Vanaf de Noorderrijte zijn wij langs de bedijkingslijn gelopen tot aan bijlangs de ploegen, ofschoon het nogal droog was en goed leek, was het toch bijna geen werk, zoodat wij voor de polder zijn afgedraaid, en toen wij voor kwamen Broeder P. op de dijk zagen staan, die berigt bracht dat te huis alles wel was, en na het eten zijn wij nog even naar Herder te Fiemel geweest.
11
Des morgens om zeven uur zijn Pier en ik naar de Directiekeet gegaan en hebben daar gewacht op den Ingenieur, die eindelijk met P. Visser bericht zond dat hij wegens ongesteldheid niet kon komen. En toen heeft Wind gezegd om den keet maar eens wat op te brengen en dan te zien hoe het ging. Hetwelk wij alsdan ook hebben gedaan, doch weinig baat bij bevonden, daar hij al spoedig wederom nazakte. Vandaar zijn wij naar de bedijking gegaan bij de Oude Geut en hebben daar bij de eerste ploeg gezien, doch waren de arbeiders juist te eten, en toen hebben wij nog eens bij de brugmakers gezien en bij de rijshoopen, en zijn vervolgens naar Jan Baas gegaan, waar wij de Provinciale Opzichter Van Calkar aantroffen, die de wegen en dijken inspecteerde. Deze heeft gezegd dat zoodra wij de gedrukte bewijzen afgaven en de Visiteur weigerde om de schepen daarop te laten gaan, wij ons beklag moesten inleveren. De opzichter Van Calcar is des namiddags nog bij ons in de keet geweest en is vervolgens langs de zeedijk naar Termunten gegaan.
12
Des morgens was Br. P. zoo dik in zijn gezicht dat hij niet buiten durfde gaan en toen is De Jong gegaan. Nadat wij eerst het Bestuur van de Vereeniging hadden afgewacht zijnde bij den Heer Van Rijn, den Heeren J.J. Cremer, J.W. Quintus en N.O. Vieth van Groningen, alsmede R.J. Roelofs, Dallinga, Van der Molen, Oosthof, Hovinga, enz. Ik ben toen medegegaan en heb aan den Heer Van Rijn in tegenwoordigheid van het Bestuur mijne bezwaren te kennen gegeven over de veranderingen aan den berm van de Dallingweersterwijk opgegeven. Het Bestuur was algemeen van oordeel dat zulks niet billijk was en stelde voor om in plaats van bezoding de taluds te bezaaien, zullende zij hiervoor met den Ingenieur afspreken. Later zeide den Heer J.J. Cremers nog gaarne een paar uurtjes met mij te willen spreken betrekkelijk de werkzaamheden, doch daar hiervoor tegenwoordig geene gelegenheid bestond, zoude ik aanstaande zaturdag bij ZEd te Groningen aan huis komen om aldaar te praten. ZEd zeide mij nog wel invloed te hebben op sommige der leden van den Reiderwolderpolder. Terwijl de Heeren in de keet waren, heb ik bij Herder en Wind gegeten en ben na hun vertrek huiswaarts gegaan om te eeten. Des avonds vloeide het water zeer hoog zoodat wij vreesden voor onze kadijken. Wij hebben ze later met moeite en inspanning slechts kunnen behouden, zoodat er tot 12 uur is gewerkt.
Naar top
Des morgens heb ik geschreven en hebben De Jong en ik een begin met de lijsten gemaakt, doch toen kwam T. de Jong en al spoedig Jan W. Baas met rekening die hier heeft koffij gedronken en, en na het eten is P. Visser gekomen met een rekening van J. Baas voor rijden van den Ingenieur. Die gezegd dat de rekening hier maar moest bezorgen. Dezelve is groot f 62,40 cent. Daarna is de Opzigter Houwerzijl hier gekomen om de opgaaf van het volk te hebben, en heeft ons aangeboden twee pramen van Rottinghuis dien op den Dollard lagen, per week voor 50 en 60 cent, welke wij hebben aangenomen. Het heeft de gehele dag geregend, en hoog water, zoodat wij nog zes man aan de kadijk hebben moeten stellen.
7
Des morgens naar de Beerstermude gegaan en daar een plek voor de keet bepaald en vervolgens langs het werk gegaan waar bij de Hoek van Waalkens 6 ploegen waren ingelegen, en met dezen geaccordeerd om het kanaal op het bestek te brengen aan de dijk voor 23 cents per el, mede waren ingelegen ten oosten van de mude 3 ploegen die ook op dezelfde voorwaarden kunnen werken. Mede zijn wij die dag langs de kadijken gegaan vanaf de Oude Geut, waar ze bezig waren met verzwaren en digtmaken van de zwetten. Des avonds te huis komende waren de timmerknechten bij het Zijlhuis gedeeltelijk dronken. Wij hebben bij Van Rees geweest en daar is Visser gekomen, die ik de orders heb gegeven.
8
Des morgens heb ik brieven geschreven en ben toen met de chais van J. Baas naar Winschoten gereden, te Finsterwolde onze Opzigter voor het 1e perc. Zwets ontmoet hebbende. Ik heb bij Mulder en Frederika gezeten en ben vervolgens naar het kantoor van den Heer Viëtor gegaan, van wien ik tegen bewijs op rente heb ontvangen f 5000= à 5% en bepaald dat indien ik meer nodig had, ik dan vrijdag of zaturdag maar moest sturen. Vervolgens heb ik aan Randa Mulder betaald f 60= voor 200 sparren van Engelkes. Ik heb bij Muntingh naar kookkagchels gezien, doch waren deze te klein. Terugkomende ben ik te Finsterwolde bij Nieborg geweest en daar nog een poosje met Zwets gesproken, die ook rijs voor zijn vader wilde verkopen, dat ik geaccepteerd heb voor f 4=. Deze wist geen kosthuis voor hem geschikt te vinden. Bij Jan Baas heb ik gerekend met de beide arbeiders vracht van turf en twee schippers Pul van rijsvracht.
9
Des morgens naar huis geschreven en later bij het werk geweest. Van den Ingenieur berigt ontvangen om bij de sluisput te komen. Heeft ZEd gezegd dat de sluis zoude komen waar hij afgebakend was, mits gereed zijnde voor 1e October. Vandaar hebben wij over de breedte van het kanaal gesproken, dat op 10 el bepaald was, maar alsdan teveel grond opleverde en dien ten gevolge heeft de Ingenieur gezegd om als wij 2,00 beneden volzee waren, aan weerszijden banketten van 2 el breedte te laten staan, vervolgens zijn doorgegaan tot de Veenrijte en alles wel bevonden. Ook was er weer een nieuwe ploeg volk gekomen.
10
Des morgens langs de Directiekeet gegaan tot de Beersterzijl, waar wij de plaats voor de keet aan de timmerlieden hebben opgegeven en orders om diezelve te plaatsen. Vervolgens zijn wij naar de Hoek van Waalkens gegaan en hebben daar bij de ploegen een aanwijziging gedaan, alsmede aan de taludwerkers, omtrent de plaatsing van de profillen, namelijk om ze in den dijk te stellen ter plaatse waar wij een el boven volzee zijn. Vervolgens met Opzigter Zwets naar het Zijlhuis gaande hebben wij van de bewerking van de rijs gesproken en heeft deze gezegt geene bakens te willen plaatsen dan alleen de buitenlijn van de kruin van de dijkhoogte en rigting. Vervolgens zijn wij de Kerklaan opgelopen en toen van de Oude Geut bijlangs de ploegen die de grond van buiten moesten halen, omdat het kanaal niet is uitgezet tot aan de Noorderrijte. Vanaf de Noorderrijte zijn wij langs de bedijkingslijn gelopen tot aan bijlangs de ploegen, ofschoon het nogal droog was en goed leek, was het toch bijna geen werk, zoodat wij voor de polder zijn afgedraaid, en toen wij voor kwamen Broeder P. op de dijk zagen staan, die berigt bracht dat te huis alles wel was, en na het eten zijn wij nog even naar Herder te Fiemel geweest.
11
Des morgens om zeven uur zijn Pier en ik naar de Directiekeet gegaan en hebben daar gewacht op den Ingenieur, die eindelijk met P. Visser bericht zond dat hij wegens ongesteldheid niet kon komen. En toen heeft Wind gezegd om den keet maar eens wat op te brengen en dan te zien hoe het ging. Hetwelk wij alsdan ook hebben gedaan, doch weinig baat bij bevonden, daar hij al spoedig wederom nazakte. Vandaar zijn wij naar de bedijking gegaan bij de Oude Geut en hebben daar bij de eerste ploeg gezien, doch waren de arbeiders juist te eten, en toen hebben wij nog eens bij de brugmakers gezien en bij de rijshoopen, en zijn vervolgens naar Jan Baas gegaan, waar wij de Provinciale Opzichter Van Calkar aantroffen, die de wegen en dijken inspecteerde. Deze heeft gezegd dat zoodra wij de gedrukte bewijzen afgaven en de Visiteur weigerde om de schepen daarop te laten gaan, wij ons beklag moesten inleveren. De opzichter Van Calcar is des namiddags nog bij ons in de keet geweest en is vervolgens langs de zeedijk naar Termunten gegaan.
12
Des morgens was Br. P. zoo dik in zijn gezicht dat hij niet buiten durfde gaan en toen is De Jong gegaan. Nadat wij eerst het Bestuur van de Vereeniging hadden afgewacht zijnde bij den Heer Van Rijn, den Heeren J.J. Cremer, J.W. Quintus en N.O. Vieth van Groningen, alsmede R.J. Roelofs, Dallinga, Van der Molen, Oosthof, Hovinga, enz. Ik ben toen medegegaan en heb aan den Heer Van Rijn in tegenwoordigheid van het Bestuur mijne bezwaren te kennen gegeven over de veranderingen aan den berm van de Dallingweersterwijk opgegeven. Het Bestuur was algemeen van oordeel dat zulks niet billijk was en stelde voor om in plaats van bezoding de taluds te bezaaien, zullende zij hiervoor met den Ingenieur afspreken. Later zeide den Heer J.J. Cremers nog gaarne een paar uurtjes met mij te willen spreken betrekkelijk de werkzaamheden, doch daar hiervoor tegenwoordig geene gelegenheid bestond, zoude ik aanstaande zaturdag bij ZEd te Groningen aan huis komen om aldaar te praten. ZEd zeide mij nog wel invloed te hebben op sommige der leden van den Reiderwolderpolder. Terwijl de Heeren in de keet waren, heb ik bij Herder en Wind gegeten en ben na hun vertrek huiswaarts gegaan om te eeten. Des avonds vloeide het water zeer hoog zoodat wij vreesden voor onze kadijken. Wij hebben ze later met moeite en inspanning slechts kunnen behouden, zoodat er tot 12 uur is gewerkt.
Naar top