VORIGE WEEK VOLGENDE WEEK
13
Des morgens hebben wij na het ontbijt een poosje gepraat en vervolgens is Th. de Jong bij ons gekomen en later nog Zwets die eens visite zoude afleggen bij Geertsema zijn vorig kosthuis, die na een kop koffij te hebben gedronken is vertrokken. Na het eeten hebben wij te zamen wat gepraat en tegen de avond is Zwets wederom teruggekomen en heeft een glas wijn met ons gedronken en is vervolgens met T. de Jong vertrokken, welke nog veel moeite heeft gedaan om verlof te krijgen teneinde zijne vrouw af te halen, doch wij hebben besloten dat dit niet kon. Het weder was de geheele dag regenachtig en het werd na de middag buijig en onstuimig, zoodat wij vreesden voor onze polders en uit voorzorg reeds hadden gelast dat schipper Hazelhof met zijn schip bij de polder in de Oude Geut zoude liggen, om in geval van nood de menschen te bergen.
Tegen de avond werd de wind sterker en toen hebben wij reeds vroeg de onderbazen met volk naar de kadijken gezonden om waar nodig dezelve te versterken en toe te zien dat er geene gaten in sloegen. Met 10 uur kwamen ze echter terug met den tijding dat bij de Dallingweersterdijk alles was volgelopen en de kadijken op de laagste plaatsen onder stonden. Wij hebben toen een zorgvollen nacht doorgebracht, omdat wij niet wisten hoe het op de andere perceelen met het water was, en er bij ons nog een ploeg n.l. C. Hartmans in de keet was gebleven.
14
Ben ik dadelijk bij ons in de polder gegaan om te zien hoe het er voor stond. Toen ben ik in de keet van Hartmans geweest en had dien des nacht op de tafel in het water en de vrouwen en kinderen op de balken en de polderjongens waren door het dak gegaan en hadden bovenop de keet gezeten. Vandaar ben ik naar Fiemel langs het kanaal gegaan, waar alles in goede orde ging. De Jong is des morgens dadelijk naar de Oude Geut gegaan om te zien hoe het daar was afgelopen, en bevond dat de polder niet onder was gelopen, maar dat zij veel moeite hadden gedaan om de dijken te bewaren.
Het volk en vooral de vrouwen waren daar door overmatig gebruik van sterke drank vrijwat onstuimig en woest, en zeiden er niet te willen blijven als er geen onderbaas bij hen kwam wonen. Zij waren voor een groot gedeelte in het Zijlhuis en zijn na veel praten en drinken weder naar hunne keten afgemarcheerd, en toen heeft C. de Jong gezegd morgen bij hen te zullen komen. Broeder P. is des morgens naar het B. Zijlhuis gegaan, doch vond ook daar al het volk drinkende en vol, want daar was de polder ten oosten van de mude ook volgelopen en hadden de ploegen bij de Hoek van Waalkens veel water gehad, en waren sommige tot de hals door de slooten geraakt toen zij vlugten. De keeten bij de mude hadden sommigen weinig, anderen geen water in gehad. Het bleek dat het water die nacht 1,30 + volzee was geweest. Toen De Jong en Br. P. te huis kwamen hebben wij gegeten en daarna onze zaken in orde gemaakt omdat P. des anderen morgens vroegtijdig zoude vertrekken.
15
Des morgens is Pier naar Groningen gegaan en is Arie medegekomen om geld te halen. De Jong is naar de Oude Geut gegaan om daar met het volk af te rekenen en ik ben bij ons de polder rond geweest en vervolgens langs het kanaal, waar Stui bezig was om de ondiepe plaatsen te verbeteren. Ik heb toen besteld dat ze een lading rijs met de praam (die de vorige dag was weer gevonden) moesten halen om de pomp de volgende dag weder in de polder te leggen. De meeste ploegen waren thuis weder aan het werk, gelijk ook bij de Oude Geut, waar allen weder bezig waren. Niet zo goed ging het echter op het 1e perceel. Hier waren de menschen nog niet geheel uitgehold en waren sommigen vrijwat ongemakkelijk. Des namiddags is de Ingenieur gekomen en hebben wij langs de bermen aan de zeedijk geweest en toen heeft ZEd orders gegeven om te bezoden en sommige profillen wat te verplaatsen, waardoor de verbetering veel gemakkelijker werd.
16
Door den Ingenieur verzocht om bij hem te komen op het eerste perceel, ben ik met De Jong daar heen gegaan, en nadat wij bij oprigting van de keet de nodige orders hadden gegeven, zijn wij naar de Hoek van Waalkens gegaan. Daar ik echter wegens ongemak geene laarzen aan had, konde ik niet mede doorgaan, maar ben naar de keet terug gegaan, terwijl de anderen in de ronde zijn gegaan en de lengte van de bogt in de dijk hebben bepaald, en ook de herstelling van de kadijken nagezien. Deze waren op dit gedeelte groot en zullen moeten kosten f 1000=. Teruggekomen hebben wij koffij gedronken bij Rotmans en zijn toen huiswaarts gegaan, nadat wij eerst twee schippers de rijsvracht in den Directiekeet hadden betaald. Daar nog zijnde kwam P. Visser ons zeggen dat hij orders had gekregen om een wachthok aan de keet te maken en om de schuttings tussen het kantoor den de groote kamer te verplaatsen en aldus de kamer te verkleinen en het kantoor te vergrootten en voor Bestuurskamer in te rigten. Waarop ik aan den Ingenieur te kennen heb gegeven dat ik gelijk ook ZEd verlangde dat de keet gereed werd en ik die gedurige veranderingen moede was, waardoor steeds vertraging ontstond en ter wille van Wind ongenoegen om dit te doen. Daar echter ZEd mij zeide bij de vergrooting van het kantoor veel belang te hebben, heb ik order gegeven om dit te veranderen. De polder bij ons was weder digt.
17
Des morgens is De Jong naar de Oude Geut gegaan en ben ik bijlangs het kanaal geweest en vervolgens in de polder, waar alles weder geregeld zijn gang ging en een paar ploegen bezig waren met verzwaren van de kadijken. Die buiten de polder waren zijn echter spoedig uitgevloeid, daar het water heden wederom 0,65 + volzee was. Ik heb met Van Rees bij de Veenrijte waargenomen dat het water daar in één uur tijd 0,60 viel. Het Bestuur van den Reiderwolderpolder had heden vergadering ten huize van W. Nieborg te Finsterwolde.
18
Goede Vrijdag.
Volgens afspraak zoude den Ingenieur bij mij komen om dan te zamen naar Fiemel te gaan, doch kreeg ik berigt van ZEd om indien ik kon, bij hem te komen om mede te rijden naar Fiemel en vervolgens langs het kanaal terug te wandelen, waaraan ik heb voldaan. Wij hebben toen eerst bij de sluis het werk nagezien en toen bij Jonas koffij gedronken. Hier geen aanmerkingen zijnde, zijn wij langs het kanaal gewandeld, en bepaald dat men water daarin zoude laten komen, omdat er reeds twee kalven waren ingekomen en men vreesde dat zonder dit er meer zouden volgen. Bij de brug waar men bezig was met heijen hebben wij ons een poosje opgehouden, en toen is de opzigter C. Wind terug gegaan en hebben wij vervolgens afgesproken om de berm bij de brug niet verder af te maken en vervolgens de zoden erop te plaatsen. Te huis gekomen heeft de Heer Van Rijn een glaasje Madera gedronken en vervolgens naar Finsterwolde gegaan nadat P. Visser vooraf met ZEd was afgesproken over de afschutting van de keet en om geen waschhok daarbij de plaatsen. Des avonds hebben wij nog met eenige schippers afgerekend en is Leininga van Zuidbroek gekomen om af te rekenen, hetwelk eindelijk ook in orde is gekomen, nadat hij eerst lang had tegengestribbeld en is eerst om half vier vertrokken. Toen heb ik met De Jong nog sommige dingen besproken en zijn wij daardoor zeer laat naar bed gegaan.
19
Des morgens om zes uur met Keizer vertrokken naar Termunterzijl, waar Herder met C. Wind en Voorstad ons opwachten en toen heeft die ons naar Appingedam gebracht, vanwaar wij met de schuit naar Groningen zijn gevaren. Toen hebben wij tezamen naar Brugmans geweest om meubelen aan te kopen voor den keet, en bepaald dat C. Wind met den Ingenieur dezelve zoude zien, en overleggen of ZEd ook verandering daarin verlangde.
Ook hebben wij J. v.d. Bos uitgezien het benodigd aardewerk voor de keet, en besproken dat wij het verlangde aan hem zouden opgeven. Mede hebben wij bij Jansonius in de Boteringestraat sigaren standers, aschbakjes etc., en bij ... in de Poelestraat naar een schoorsteenklokje of pendule gezien, welke een geschikte pendule had voor f 29=. Om zeven uur des avonds ben ik naar den Heer J.J. Cremers gegaan, en heb daar vertoefd tot half negen en gesproken. ZEd vroeg hoe de zaak met de bermen bij den dijk was afgelopen, waarop ZEd heb te kennen gegeven dat ik dienomtrent tevreden was. Mede heeft ZEd nog te kennen gegeven dat indien er vervolgens tusschen ons verschil van gevoelens bestond, hij alsdan gaarna daarmede in kennis wilde worden gesteld, als zijnde de invloed van ZEd in den Heer J.W. Quintus nogal van belang voor partijen.
Mede heb ik van ZEd vernomen dat men niet ongenegen was om de gelden zoo spoedig kon aan ons ter hand te stellen, uit welke gesprekken duidelijk bleek dat het Bestuur zoo veel mogelijk van de werkzaamheden wilden veraangenamen en gemakkelijk maken. Om elf des avonds zijn Herder en ik in de Diligence gegaan en zonder tegenhouden des morgens om vijf uur te Vianen aangekomen en van daar gewandeld. Om zes uur te huis gekomen en alles in welstand aangetroffen. Ik heb mij vervolgens verschoond en ben naar Lippenhuizen naar de kerk gereden.
Naar top
Des morgens hebben wij na het ontbijt een poosje gepraat en vervolgens is Th. de Jong bij ons gekomen en later nog Zwets die eens visite zoude afleggen bij Geertsema zijn vorig kosthuis, die na een kop koffij te hebben gedronken is vertrokken. Na het eeten hebben wij te zamen wat gepraat en tegen de avond is Zwets wederom teruggekomen en heeft een glas wijn met ons gedronken en is vervolgens met T. de Jong vertrokken, welke nog veel moeite heeft gedaan om verlof te krijgen teneinde zijne vrouw af te halen, doch wij hebben besloten dat dit niet kon. Het weder was de geheele dag regenachtig en het werd na de middag buijig en onstuimig, zoodat wij vreesden voor onze polders en uit voorzorg reeds hadden gelast dat schipper Hazelhof met zijn schip bij de polder in de Oude Geut zoude liggen, om in geval van nood de menschen te bergen.
Tegen de avond werd de wind sterker en toen hebben wij reeds vroeg de onderbazen met volk naar de kadijken gezonden om waar nodig dezelve te versterken en toe te zien dat er geene gaten in sloegen. Met 10 uur kwamen ze echter terug met den tijding dat bij de Dallingweersterdijk alles was volgelopen en de kadijken op de laagste plaatsen onder stonden. Wij hebben toen een zorgvollen nacht doorgebracht, omdat wij niet wisten hoe het op de andere perceelen met het water was, en er bij ons nog een ploeg n.l. C. Hartmans in de keet was gebleven.
14
Ben ik dadelijk bij ons in de polder gegaan om te zien hoe het er voor stond. Toen ben ik in de keet van Hartmans geweest en had dien des nacht op de tafel in het water en de vrouwen en kinderen op de balken en de polderjongens waren door het dak gegaan en hadden bovenop de keet gezeten. Vandaar ben ik naar Fiemel langs het kanaal gegaan, waar alles in goede orde ging. De Jong is des morgens dadelijk naar de Oude Geut gegaan om te zien hoe het daar was afgelopen, en bevond dat de polder niet onder was gelopen, maar dat zij veel moeite hadden gedaan om de dijken te bewaren.
Het volk en vooral de vrouwen waren daar door overmatig gebruik van sterke drank vrijwat onstuimig en woest, en zeiden er niet te willen blijven als er geen onderbaas bij hen kwam wonen. Zij waren voor een groot gedeelte in het Zijlhuis en zijn na veel praten en drinken weder naar hunne keten afgemarcheerd, en toen heeft C. de Jong gezegd morgen bij hen te zullen komen. Broeder P. is des morgens naar het B. Zijlhuis gegaan, doch vond ook daar al het volk drinkende en vol, want daar was de polder ten oosten van de mude ook volgelopen en hadden de ploegen bij de Hoek van Waalkens veel water gehad, en waren sommige tot de hals door de slooten geraakt toen zij vlugten. De keeten bij de mude hadden sommigen weinig, anderen geen water in gehad. Het bleek dat het water die nacht 1,30 + volzee was geweest. Toen De Jong en Br. P. te huis kwamen hebben wij gegeten en daarna onze zaken in orde gemaakt omdat P. des anderen morgens vroegtijdig zoude vertrekken.
15
Des morgens is Pier naar Groningen gegaan en is Arie medegekomen om geld te halen. De Jong is naar de Oude Geut gegaan om daar met het volk af te rekenen en ik ben bij ons de polder rond geweest en vervolgens langs het kanaal, waar Stui bezig was om de ondiepe plaatsen te verbeteren. Ik heb toen besteld dat ze een lading rijs met de praam (die de vorige dag was weer gevonden) moesten halen om de pomp de volgende dag weder in de polder te leggen. De meeste ploegen waren thuis weder aan het werk, gelijk ook bij de Oude Geut, waar allen weder bezig waren. Niet zo goed ging het echter op het 1e perceel. Hier waren de menschen nog niet geheel uitgehold en waren sommigen vrijwat ongemakkelijk. Des namiddags is de Ingenieur gekomen en hebben wij langs de bermen aan de zeedijk geweest en toen heeft ZEd orders gegeven om te bezoden en sommige profillen wat te verplaatsen, waardoor de verbetering veel gemakkelijker werd.
16
Door den Ingenieur verzocht om bij hem te komen op het eerste perceel, ben ik met De Jong daar heen gegaan, en nadat wij bij oprigting van de keet de nodige orders hadden gegeven, zijn wij naar de Hoek van Waalkens gegaan. Daar ik echter wegens ongemak geene laarzen aan had, konde ik niet mede doorgaan, maar ben naar de keet terug gegaan, terwijl de anderen in de ronde zijn gegaan en de lengte van de bogt in de dijk hebben bepaald, en ook de herstelling van de kadijken nagezien. Deze waren op dit gedeelte groot en zullen moeten kosten f 1000=. Teruggekomen hebben wij koffij gedronken bij Rotmans en zijn toen huiswaarts gegaan, nadat wij eerst twee schippers de rijsvracht in den Directiekeet hadden betaald. Daar nog zijnde kwam P. Visser ons zeggen dat hij orders had gekregen om een wachthok aan de keet te maken en om de schuttings tussen het kantoor den de groote kamer te verplaatsen en aldus de kamer te verkleinen en het kantoor te vergrootten en voor Bestuurskamer in te rigten. Waarop ik aan den Ingenieur te kennen heb gegeven dat ik gelijk ook ZEd verlangde dat de keet gereed werd en ik die gedurige veranderingen moede was, waardoor steeds vertraging ontstond en ter wille van Wind ongenoegen om dit te doen. Daar echter ZEd mij zeide bij de vergrooting van het kantoor veel belang te hebben, heb ik order gegeven om dit te veranderen. De polder bij ons was weder digt.
17
Des morgens is De Jong naar de Oude Geut gegaan en ben ik bijlangs het kanaal geweest en vervolgens in de polder, waar alles weder geregeld zijn gang ging en een paar ploegen bezig waren met verzwaren van de kadijken. Die buiten de polder waren zijn echter spoedig uitgevloeid, daar het water heden wederom 0,65 + volzee was. Ik heb met Van Rees bij de Veenrijte waargenomen dat het water daar in één uur tijd 0,60 viel. Het Bestuur van den Reiderwolderpolder had heden vergadering ten huize van W. Nieborg te Finsterwolde.
18
Goede Vrijdag.
Volgens afspraak zoude den Ingenieur bij mij komen om dan te zamen naar Fiemel te gaan, doch kreeg ik berigt van ZEd om indien ik kon, bij hem te komen om mede te rijden naar Fiemel en vervolgens langs het kanaal terug te wandelen, waaraan ik heb voldaan. Wij hebben toen eerst bij de sluis het werk nagezien en toen bij Jonas koffij gedronken. Hier geen aanmerkingen zijnde, zijn wij langs het kanaal gewandeld, en bepaald dat men water daarin zoude laten komen, omdat er reeds twee kalven waren ingekomen en men vreesde dat zonder dit er meer zouden volgen. Bij de brug waar men bezig was met heijen hebben wij ons een poosje opgehouden, en toen is de opzigter C. Wind terug gegaan en hebben wij vervolgens afgesproken om de berm bij de brug niet verder af te maken en vervolgens de zoden erop te plaatsen. Te huis gekomen heeft de Heer Van Rijn een glaasje Madera gedronken en vervolgens naar Finsterwolde gegaan nadat P. Visser vooraf met ZEd was afgesproken over de afschutting van de keet en om geen waschhok daarbij de plaatsen. Des avonds hebben wij nog met eenige schippers afgerekend en is Leininga van Zuidbroek gekomen om af te rekenen, hetwelk eindelijk ook in orde is gekomen, nadat hij eerst lang had tegengestribbeld en is eerst om half vier vertrokken. Toen heb ik met De Jong nog sommige dingen besproken en zijn wij daardoor zeer laat naar bed gegaan.
19
Des morgens om zes uur met Keizer vertrokken naar Termunterzijl, waar Herder met C. Wind en Voorstad ons opwachten en toen heeft die ons naar Appingedam gebracht, vanwaar wij met de schuit naar Groningen zijn gevaren. Toen hebben wij tezamen naar Brugmans geweest om meubelen aan te kopen voor den keet, en bepaald dat C. Wind met den Ingenieur dezelve zoude zien, en overleggen of ZEd ook verandering daarin verlangde.
Ook hebben wij J. v.d. Bos uitgezien het benodigd aardewerk voor de keet, en besproken dat wij het verlangde aan hem zouden opgeven. Mede hebben wij bij Jansonius in de Boteringestraat sigaren standers, aschbakjes etc., en bij ... in de Poelestraat naar een schoorsteenklokje of pendule gezien, welke een geschikte pendule had voor f 29=. Om zeven uur des avonds ben ik naar den Heer J.J. Cremers gegaan, en heb daar vertoefd tot half negen en gesproken. ZEd vroeg hoe de zaak met de bermen bij den dijk was afgelopen, waarop ZEd heb te kennen gegeven dat ik dienomtrent tevreden was. Mede heeft ZEd nog te kennen gegeven dat indien er vervolgens tusschen ons verschil van gevoelens bestond, hij alsdan gaarna daarmede in kennis wilde worden gesteld, als zijnde de invloed van ZEd in den Heer J.W. Quintus nogal van belang voor partijen.
Mede heb ik van ZEd vernomen dat men niet ongenegen was om de gelden zoo spoedig kon aan ons ter hand te stellen, uit welke gesprekken duidelijk bleek dat het Bestuur zoo veel mogelijk van de werkzaamheden wilden veraangenamen en gemakkelijk maken. Om elf des avonds zijn Herder en ik in de Diligence gegaan en zonder tegenhouden des morgens om vijf uur te Vianen aangekomen en van daar gewandeld. Om zes uur te huis gekomen en alles in welstand aangetroffen. Ik heb mij vervolgens verschoond en ben naar Lippenhuizen naar de kerk gereden.
Naar top