VORIGE WEEK VOLGENDE WEEK
30
Ben ik om 8½ uur vertrokken en over Nieuwscheemda en Nieuwolda naar de polder gereden. Bij Jan Baas gekomen vond ik Van Rees niet te huis en ben ik toen dadelijk naar de keet gegaan, waar ik E.S.P. en De Jong aan de koffij vond en verder gezond en vlug met alle de huisgenoten.
Ik hoorde van hen dat een van de rijswerkers des Vrijdags was verdronken of verkleumd op de terugreis van Finsterwolde naar de Ganzedijk, ten gevolge misbruik van sterke drank. Na het eten zijn wij de dijk opgewandeld tot de kombofferij en liet het kanaal zich goed aanzien, behalve een paar kalfjes in de rietpollen bij Kombof. Onder de hebben wij de zaken en den werkzaamheden voor een groot gedeelte bepraat en besproken en zoo de avond verder doorgebracht.
31
Met E.S.P. en De Jong eerst naar de groote keet gegaan en met Theunis de Jong gesproken en hem gezegd dat hij de staat van de vorige moest zenden. Deze had een brief van huis gekregen waarin geklaagd werd dat zij zich daar met vier guldens niet konden redden, en zeide dat dit anders moest. Maar ik heb hem gezegd dat hij dit met Herder moest overleggen. Vervolgens zijn wij naar de Ganzedijk gegaan, en hebben daar bij de ontlossing gezien, en mede het geleverde van D. Oomkens in oogenschouw genomen die aldaar om 11 uur zoude komen om af te rekenen of te transageren, doch daar hij zeer laat kwam, is hij niet mede naar de rijshoopen geweest. Toen wij terug kwamen was hij echter bij Rotmans, en heb ik hem gezegd hoe hij konde afrekenen, doch heeft hij zich niet verklaard en zijn wij weg gegaan, aan Dorenbos, zeggende dat indien hij wilde afrekenen deze hem dan de rekening konde betalen. Op de terugreis zijn wij naar de Oude Geut gegaan, waar de polder voor de keeten gereed was en schipper Schoon met 1400 sparren was begonnen te lossen. Bij de keet zijnde is Wind bij ons gekomen en klaagde dat het volk dien dag zoo had gedronken en zeide dat hij gaarne zaturdag over acht dagen de keet wilde betrekken en daarom verlangde naar de glazenmaker. Bij Jan Baas gezien hoe het was met het paard en besteld om morgenvroeg de wagen te smeren. Opzichter Van Rees was vandaag in de sloot gevallen. Des avonds hebben wij de zaken nog eens besproken, daar E.S.P. morgen naar huis zoude gaan, en afgesproken dat E.S.P. op het Hogezand zoude zien om pramen te huren en vaten te kopen voor water voor het volk, en vervolgens horen bij den Directeur om de beschikking op het request voor uitvoeren van turf en gebruik van pramen buiten van Herder.
1 April
Des morgens om 6½ uur is E.S.P. vertrokken en heb ik geschreven totdat de Ingenieur is gekomen, die voorlopig de sluisput uitgebakend heeft en gevraagd wat er betaald moest worden voor het dieper leggen der sluis in de Beerstermude, en zijn wij afgesproken dat ik dit morgen bepaald aan ZEd zoude opgeven. Na de middag ben ik geweest tot aan de Veenrijte en hebben wij besloten om deze morgenvroeg af te sluiten en een pomp in de sloot te leggen, alsmede de laagten in de kadijk te verzwaren. Ik heb een expres naar Herder gestuurd en verzocht dat hij vanavond hier zou komen om over de keet en het verwen te spreken, en mede over de sluis en bruggen alsook over de kalk en cement. Wij hebben besproken dat ik de opgaaf der meerdere kosten zelf moest weten, dat er over de bruggen geene aanmerkingen waren, dat de kalk nog vroeg genoeg was alsmede de cement, en dat hij mij zoude bezorgen de opgaaf van het laatste steenhouwwerk.
2
Des morgens geschreven, daarna met Van Rees naar de Slikken gegaan, doch ben ik niet tot het einde geweest maar heb voor den Heer Van Rijn opgemaakt eene lijst van de onderbazen die in dienst waren, alsook eene opgaaf waarvoor ik de sluis in de Beerstermude 0,50 en de grondpomp 0,40 wilde verlagen, onder voorwaarden dat de constructie van de sluis dezelfde bleef en dat de sluis in de Dallingweerster Dijk geplaatst wordt waar deze voorlopig is afgebakend, dat is zoo na mogelijk aan het kanaal. Des namiddags ben ik met Herder naar de groote keet gegaan om het werk na te zien en de lijst van Th. de Jong op te vragen, doch had deze dezelve nog niet in gereedheid en daarom heb ik hem maar opgeschreven. Des middags is met de vloed de dam en de sloot doorgebroken, zoodat ons poldertje bij de Dallingweersterdijk vol was.
3
Is De Jong met Van Rees naar buiten gegaan en heb ik eenige brieven geschreven, doch is De Jong spoedig teruggekomen, omdat hij met de ploegen tegen de Dallingweersterdijk zoude accorderen, en hebben bepaald om het kanaal op 1,60 à 1,70 beneden volzee te brengen, waarvoor zij vroegen 28 cents, en geboden 18 cents, doch zijn wij eindelijk geaccordeerd voor 23 centen met veertien ploegen.
Ik heb bericht aan Herder gezonden om hier om vijf uur te zijn, daar wij om acht uur des avonds bij den Ingenieur waren verzocht om nog eens over de verlaging van de sluis in de Beerstermude te spreken. Aangekomen heb ik ZEd gezegd bij mijn voorstel te blijven, doch was ZEd van oordeel dat het f 2500= moest zijn, welke som hij wilde voordragen. Ik heb gezegd dat ik even gaarne zag dat de verlaging niet geschiedde, voorts heeft hij toegestaan om de zwetten ten zuiden van de Beerstermude te sluiten. Ik heb aan de Commiezen en aan Nieborg het antwoord van den Directeur vertoond, die van oordeel waren dat de commiezen waakloon konden vorderen, hetgeen naar mijn oordeel en van den Ingenieur niet het geval was. Des avonds bij Nieborg besteed het verwen van de Groote Keet voor f 300= aan Jonker c.s. van Finsterwold. Nadat wij de vorige avond erover gesproken hadden met v.d. Veen en Schoonberg, de eerste vroeg f 355, de tweede f 499, doch hebben eindelijk aangeboden voor f 325=. Des nachts is Herder hier gebleven daar het zeer laat was.
4
Ben ik met Herder naar Fiemel en is De Jong mede bijlangs het kanaal gegaan, waar Wind bezig was met afbakenen van de kadijk. Van hier ben ik naar Termunterzijl gegaan, en heb met de Ontvanger gesproken over de schepen en pramen die wij op den Dollard zullen gebruiken, welke geletterd moeten worden met Reiderwolderpolder No. 1, No. 2, enz. Vervolgens heb ik met deze gesproken om een request te schrijven aan den Minister van Financiën voor vrijstelling van kustpaspoorten. Namiddag heb ik met Van Rees tot de Veenrijte geweest, waar de Slikken reeds begonnen op te stijven. Te huis gekomen was er een brief gekomen van de Dijkregters van Bellingwolderzijl om van nu aan geen schepen meer bij laagwater toe te laten, welke ik aan de Burgem. Roelofs heb gezonden met een brief en gevraagd hoe hiermede te handelen, ofschoon ZEd reeds des middags hier zijnde gezegd had om ons daaraan maar niet te storen. Van P. heb ik een brief ontvangen met brieven, en deze met andere brieven beantwoord.
5
Des morgens heb ik van R. Roelofs berigt ontvangen dat het Bestuur eene inspectiereis zoude doen, te beginnen bij Bellingwolderzijl waar zij om 1½ uur zouden zijn, en zoo vervolgens door tot aan de Oude Geut, en verzocht mij om indien ik niet tijdig genoeg bij de Ganzedijk konde komen dan om 5 uur bij Rentema te zijn. Herder is naar de keet gegaan en heeft met de timmerlieden en ook met Theunis de Jong afgerekend. Paul Visser is hier geweest om nog namens de Burgemeester te zeggen dat ik om vijf uur bij Rentema zoude komen, en was er aan Van Rijn geschreven dat hij Visser om half twee bij Rotmans moest wezen.
Namiddag ben ik naar Dorenbos gegaan om hem f 1400= te brengen, en toen had Nieborg daar rijs liggen dat hij wilde verkoopen voor f 11= de 100 bos, waarvan hij konde leveren 200.000 bos. Ik heb hem gezegd dat het f 5= zoude moeten kosten. Daar komende kwam de Heer Viëtor met H. Mulder juist aanvaren bij de zijl en verzogt mij om mede te rijden naar het Finsterwolster zijlhuis, hetwelk ik heb aangenomen, en toen wij daar kwamen was het Bestuur, namelijk R.J. Roelofs, voorz., J. Mulder, Secretaris, en Dallinga, nog niet aangekomen, maar bij de Oude Geut in de bedijkingslijn zijnde den Heeren J.J. Cremers en Addens niet aanwezig. Nadat zij de Directiekeet hadden bezigtigd zijn zij bij Rentema bij ons gekomen en hebben boven een glas wijn gedronken, terwijl zij hunne zaken verhandelden. De Voorzitter stelde voor om de kadijk ten westen van de Beerstermude niet te maken als zijnde van geen belang, welk punt na overweging is besloten aan den Ingenieur voor te stellen. Nog is voorgesteld aan ZEd voor te stellen welk personeel in dienst was en wat beloning die genoten, alsook een opgaaf te hebben van de opgegeven keetbehoeften, het welk ik heb afgeraden, als hebbende ik die reeds ontvangen, zoodat de lijst daarvan niet werd opgemaakt. Door G. Wind gelijk gezegd maar Mulder was van denkbeeld dat de uitwatering bij 1 el diepte te gering zoude zijn, doch Roelofs, en Dallinga waren van oordeel dat het voldoende was. Mulder zoude mede schrijven aan dijkregters van den zijl dat het bijna met geen mogelijkheid anders konde, of de schepen moesten in de mude lossen. Later heb ik nog met Viëtor en Mulder gesproken over gelden, maar waren zij van gedachten dat dit beter was in Mei, als zijnde voor het tegenwoordige een schrale tijd, en naar ik begreep was hun oordeel dat Viëtor alsdan ook wel Ontvanger zoude worden.
Naar top
Ben ik om 8½ uur vertrokken en over Nieuwscheemda en Nieuwolda naar de polder gereden. Bij Jan Baas gekomen vond ik Van Rees niet te huis en ben ik toen dadelijk naar de keet gegaan, waar ik E.S.P. en De Jong aan de koffij vond en verder gezond en vlug met alle de huisgenoten.
Ik hoorde van hen dat een van de rijswerkers des Vrijdags was verdronken of verkleumd op de terugreis van Finsterwolde naar de Ganzedijk, ten gevolge misbruik van sterke drank. Na het eten zijn wij de dijk opgewandeld tot de kombofferij en liet het kanaal zich goed aanzien, behalve een paar kalfjes in de rietpollen bij Kombof. Onder de hebben wij de zaken en den werkzaamheden voor een groot gedeelte bepraat en besproken en zoo de avond verder doorgebracht.
31
Met E.S.P. en De Jong eerst naar de groote keet gegaan en met Theunis de Jong gesproken en hem gezegd dat hij de staat van de vorige moest zenden. Deze had een brief van huis gekregen waarin geklaagd werd dat zij zich daar met vier guldens niet konden redden, en zeide dat dit anders moest. Maar ik heb hem gezegd dat hij dit met Herder moest overleggen. Vervolgens zijn wij naar de Ganzedijk gegaan, en hebben daar bij de ontlossing gezien, en mede het geleverde van D. Oomkens in oogenschouw genomen die aldaar om 11 uur zoude komen om af te rekenen of te transageren, doch daar hij zeer laat kwam, is hij niet mede naar de rijshoopen geweest. Toen wij terug kwamen was hij echter bij Rotmans, en heb ik hem gezegd hoe hij konde afrekenen, doch heeft hij zich niet verklaard en zijn wij weg gegaan, aan Dorenbos, zeggende dat indien hij wilde afrekenen deze hem dan de rekening konde betalen. Op de terugreis zijn wij naar de Oude Geut gegaan, waar de polder voor de keeten gereed was en schipper Schoon met 1400 sparren was begonnen te lossen. Bij de keet zijnde is Wind bij ons gekomen en klaagde dat het volk dien dag zoo had gedronken en zeide dat hij gaarne zaturdag over acht dagen de keet wilde betrekken en daarom verlangde naar de glazenmaker. Bij Jan Baas gezien hoe het was met het paard en besteld om morgenvroeg de wagen te smeren. Opzichter Van Rees was vandaag in de sloot gevallen. Des avonds hebben wij de zaken nog eens besproken, daar E.S.P. morgen naar huis zoude gaan, en afgesproken dat E.S.P. op het Hogezand zoude zien om pramen te huren en vaten te kopen voor water voor het volk, en vervolgens horen bij den Directeur om de beschikking op het request voor uitvoeren van turf en gebruik van pramen buiten van Herder.
1 April
Des morgens om 6½ uur is E.S.P. vertrokken en heb ik geschreven totdat de Ingenieur is gekomen, die voorlopig de sluisput uitgebakend heeft en gevraagd wat er betaald moest worden voor het dieper leggen der sluis in de Beerstermude, en zijn wij afgesproken dat ik dit morgen bepaald aan ZEd zoude opgeven. Na de middag ben ik geweest tot aan de Veenrijte en hebben wij besloten om deze morgenvroeg af te sluiten en een pomp in de sloot te leggen, alsmede de laagten in de kadijk te verzwaren. Ik heb een expres naar Herder gestuurd en verzocht dat hij vanavond hier zou komen om over de keet en het verwen te spreken, en mede over de sluis en bruggen alsook over de kalk en cement. Wij hebben besproken dat ik de opgaaf der meerdere kosten zelf moest weten, dat er over de bruggen geene aanmerkingen waren, dat de kalk nog vroeg genoeg was alsmede de cement, en dat hij mij zoude bezorgen de opgaaf van het laatste steenhouwwerk.
2
Des morgens geschreven, daarna met Van Rees naar de Slikken gegaan, doch ben ik niet tot het einde geweest maar heb voor den Heer Van Rijn opgemaakt eene lijst van de onderbazen die in dienst waren, alsook eene opgaaf waarvoor ik de sluis in de Beerstermude 0,50 en de grondpomp 0,40 wilde verlagen, onder voorwaarden dat de constructie van de sluis dezelfde bleef en dat de sluis in de Dallingweerster Dijk geplaatst wordt waar deze voorlopig is afgebakend, dat is zoo na mogelijk aan het kanaal. Des namiddags ben ik met Herder naar de groote keet gegaan om het werk na te zien en de lijst van Th. de Jong op te vragen, doch had deze dezelve nog niet in gereedheid en daarom heb ik hem maar opgeschreven. Des middags is met de vloed de dam en de sloot doorgebroken, zoodat ons poldertje bij de Dallingweersterdijk vol was.
3
Is De Jong met Van Rees naar buiten gegaan en heb ik eenige brieven geschreven, doch is De Jong spoedig teruggekomen, omdat hij met de ploegen tegen de Dallingweersterdijk zoude accorderen, en hebben bepaald om het kanaal op 1,60 à 1,70 beneden volzee te brengen, waarvoor zij vroegen 28 cents, en geboden 18 cents, doch zijn wij eindelijk geaccordeerd voor 23 centen met veertien ploegen.
Ik heb bericht aan Herder gezonden om hier om vijf uur te zijn, daar wij om acht uur des avonds bij den Ingenieur waren verzocht om nog eens over de verlaging van de sluis in de Beerstermude te spreken. Aangekomen heb ik ZEd gezegd bij mijn voorstel te blijven, doch was ZEd van oordeel dat het f 2500= moest zijn, welke som hij wilde voordragen. Ik heb gezegd dat ik even gaarne zag dat de verlaging niet geschiedde, voorts heeft hij toegestaan om de zwetten ten zuiden van de Beerstermude te sluiten. Ik heb aan de Commiezen en aan Nieborg het antwoord van den Directeur vertoond, die van oordeel waren dat de commiezen waakloon konden vorderen, hetgeen naar mijn oordeel en van den Ingenieur niet het geval was. Des avonds bij Nieborg besteed het verwen van de Groote Keet voor f 300= aan Jonker c.s. van Finsterwold. Nadat wij de vorige avond erover gesproken hadden met v.d. Veen en Schoonberg, de eerste vroeg f 355, de tweede f 499, doch hebben eindelijk aangeboden voor f 325=. Des nachts is Herder hier gebleven daar het zeer laat was.
4
Ben ik met Herder naar Fiemel en is De Jong mede bijlangs het kanaal gegaan, waar Wind bezig was met afbakenen van de kadijk. Van hier ben ik naar Termunterzijl gegaan, en heb met de Ontvanger gesproken over de schepen en pramen die wij op den Dollard zullen gebruiken, welke geletterd moeten worden met Reiderwolderpolder No. 1, No. 2, enz. Vervolgens heb ik met deze gesproken om een request te schrijven aan den Minister van Financiën voor vrijstelling van kustpaspoorten. Namiddag heb ik met Van Rees tot de Veenrijte geweest, waar de Slikken reeds begonnen op te stijven. Te huis gekomen was er een brief gekomen van de Dijkregters van Bellingwolderzijl om van nu aan geen schepen meer bij laagwater toe te laten, welke ik aan de Burgem. Roelofs heb gezonden met een brief en gevraagd hoe hiermede te handelen, ofschoon ZEd reeds des middags hier zijnde gezegd had om ons daaraan maar niet te storen. Van P. heb ik een brief ontvangen met brieven, en deze met andere brieven beantwoord.
5
Des morgens heb ik van R. Roelofs berigt ontvangen dat het Bestuur eene inspectiereis zoude doen, te beginnen bij Bellingwolderzijl waar zij om 1½ uur zouden zijn, en zoo vervolgens door tot aan de Oude Geut, en verzocht mij om indien ik niet tijdig genoeg bij de Ganzedijk konde komen dan om 5 uur bij Rentema te zijn. Herder is naar de keet gegaan en heeft met de timmerlieden en ook met Theunis de Jong afgerekend. Paul Visser is hier geweest om nog namens de Burgemeester te zeggen dat ik om vijf uur bij Rentema zoude komen, en was er aan Van Rijn geschreven dat hij Visser om half twee bij Rotmans moest wezen.
Namiddag ben ik naar Dorenbos gegaan om hem f 1400= te brengen, en toen had Nieborg daar rijs liggen dat hij wilde verkoopen voor f 11= de 100 bos, waarvan hij konde leveren 200.000 bos. Ik heb hem gezegd dat het f 5= zoude moeten kosten. Daar komende kwam de Heer Viëtor met H. Mulder juist aanvaren bij de zijl en verzogt mij om mede te rijden naar het Finsterwolster zijlhuis, hetwelk ik heb aangenomen, en toen wij daar kwamen was het Bestuur, namelijk R.J. Roelofs, voorz., J. Mulder, Secretaris, en Dallinga, nog niet aangekomen, maar bij de Oude Geut in de bedijkingslijn zijnde den Heeren J.J. Cremers en Addens niet aanwezig. Nadat zij de Directiekeet hadden bezigtigd zijn zij bij Rentema bij ons gekomen en hebben boven een glas wijn gedronken, terwijl zij hunne zaken verhandelden. De Voorzitter stelde voor om de kadijk ten westen van de Beerstermude niet te maken als zijnde van geen belang, welk punt na overweging is besloten aan den Ingenieur voor te stellen. Nog is voorgesteld aan ZEd voor te stellen welk personeel in dienst was en wat beloning die genoten, alsook een opgaaf te hebben van de opgegeven keetbehoeften, het welk ik heb afgeraden, als hebbende ik die reeds ontvangen, zoodat de lijst daarvan niet werd opgemaakt. Door G. Wind gelijk gezegd maar Mulder was van denkbeeld dat de uitwatering bij 1 el diepte te gering zoude zijn, doch Roelofs, en Dallinga waren van oordeel dat het voldoende was. Mulder zoude mede schrijven aan dijkregters van den zijl dat het bijna met geen mogelijkheid anders konde, of de schepen moesten in de mude lossen. Later heb ik nog met Viëtor en Mulder gesproken over gelden, maar waren zij van gedachten dat dit beter was in Mei, als zijnde voor het tegenwoordige een schrale tijd, en naar ik begreep was hun oordeel dat Viëtor alsdan ook wel Ontvanger zoude worden.
Naar top