DERDE GENERATIE

 

 

 

 

De Posthuma-site is inmiddels volledig vernieuwd en aangevuld. Het resultaat is te vinden vanaf de nieuwe startpagina.

                   

 

III.1            SOETJE JACOBS

geb. rond 1685 - overl. na 1758

trouwt 1. Niehove 27 febr. 1706 Roelof Luitjens van Weperen,

overl. voor 1736

trouwt 2. Zuidhorn 3 juni 1736 dr. Christophorus Cnauwels van Ludolphi 

overl. voor 1755

Dr. Ludolphi trouwde 1. Groningen 21 aug. 1714 Margaretha Dijker, van Veendam. Christopher Knowles van Ludolphi komt in september 1715 met attestatie van Harderwijk naar Veendam. Vanaf 1721 wonen Christophorus en Margaretha te Zuidhorn

 

Uit het eerste huwelijk:

    1. Eva Roelofs van Weperen, leeft nog in 1783 als zij wordt vermeld op de lidmatenlijst van Leek, trouwt 1. Midwolde 1729 Willem Meints, Oudt Lieutenant, van de Leek; trouwt 2. in 1750 Jan de Weert, van Roden.

Uit dit huwelijk: 1. Wilhelmus Rudolphus Meints (1730); 2. Rudolphus Wilhelmus Meints (1732); 3. Johanna Meints (1735-1779), tr. Albertus Groenman, predikant te Lettelbert en Enumatil; 4. Soetina Meints (1738-1805), tr. Mente Yles Bousema, landbouwer te Lettelbert; 5. Rudolf Wilhelmus Meints (1743-1807), tr. Tjitske Suardus Posthu­ma; 6. Willemina Meints (1746-1825), tr. Petrus Johannes Wijbrandus Knoll.

   2. Luitjen Roelofs van Weperen, ged. Niezijl 20 nov. 1712, koopman ald., trouwt 1. Niezijl 27 maart 1740 Antje Pieters, ged. Drachten 26 sept. 1706, dochter van Pieter Douwes en Sytske Lourens; trouwt 2. Niezijl 11 sept. 1773 Derktje Tjebbes van der Ploeg, ged. Noordhorn 6 sept. 1744, overl. Grijpskerk 3 sept. 1827, dochter van Tjebbe Cornelis en Baukje Dirks. Derktje tr. 2. Noordhorn 23 april 1785 (met haar neef) Reinder Uitjes, ged. Noordhorn 20 febr. 1752, zoon van Uitje Cornellis en Diewerke Reinders.

Kinderen: 1. Roelf Luitjens van Weperen (1741), tr. Tietje Wiersuma; 2. Pieter Luitjens van Weperen (1747), tr. Foekje Eelzes Heidelberg.

 

Soetje is overgegaan naar de Hervormde Kerk, zoals blijkt uit een aantekening in het lidmatenboek van Niezijl op 2 juni 1715: Roelef Luities en Soetie iacobs, echtelieden op belijdenis, als mede Soetie iacobs, huisv. van Roelef Luities op belijdenis gedoopt.

Op 5 juni 1739 komen Doctor N. Ludolphi en zijn vrouw Soetje Posthuma met attestatie van Zuidhorn.

Soetje Posthuma wordt regelmatig vermeld als grondeigenares in Niezijl, in 1755 als de wedue van doctor Ludolphi, nog in 1758 als Soetje Posthuma.[i]

 

In 1729 komt Willem Meints van Roden naar Leek. Als hij in 1730 te Oldehove bij een vecht­partij betrok­ken raakt en na zijn arrestatie ont­vlucht, stelt Gerardus Posthuma zich borg voor zijn 'aange­trouwde neef'.

Bij zijn tweede huwelijk is Luitjen van Weperen koopman te Niezijl, en in zeer goede doen. Zijn bezit wordt ge­taxeerd op 8000 Carg. Zijn zoons Roelf en Pieter worden ook ge­noemd als grondeigenaar te Niezijl.

 

III.2            TIJMEN JACOBS

overl. voor 1742

trouwt Niehove 12 nov. 1713 Tjitske Metskes

van Oldehove

 

Tjitske is vermoedelijk een dochter van Metske Jans te Oldehove. Deze Metske Jans tr. 1. Grijpskerk 1 jan. 1685 Geeske Cornelis en 2. (otr. Grijpskerk 18 dec. 1687) Fenneke Lubberts. Dit vermoeden wordt versterkt doordat de moeder van Metske Jans de naam Tjitske draagt (de ouders van Metske zijn Jan Symens Bennema en Tjeetske Brants).

 

Het heeft er alle schijn van dat de contacten tussen Tijmen en zijn zuster en broers niet goed waren. Immers: geen van hen noemt een van de kinderen Tijmen, terwijl men verder toch zeer traditioneel de oude familienamen gebruikte en Tijmen de naam van de gezamenlijke grootvader was. Ook uit de afwikkeling van de erfenis van Tijmen Jacobs blijkt dat er een moeizame relatie tussen de erfgenamen en diens weduwe bestond.

Tijmen Postema is in 1721 huurder van 59 grazen land te Visvliet (in eigendom van de pastorsweduwe van Grijpskerk) en van 70 grazen land aldaar (eigenaar de overste luitenant Swart).[ii]

Tijmen is voor 1742 overleden, in dat jaar hertrouwt Tjitske Metskes met Hinricus Meints te Groningen, in 1748 trouwt zij opnieuw met Jan Pieters, van Spijk.

Voor het gerecht van Achtkarspelen vraagt Gerben Posthuma op 12 juli 1746[iii] om Tjitske Metskes vast te houden totdat de erfenis is geregeld:

 

            Regtdag den 12 september 1746

 

Gerben Jacob Postma Friese commissaris aant Stroobos pro se et in qlt. funct. en arrestant contra Tjitske Metskes wede van Tijmen Postma doch thans getrouwt aan H. Meints en zoo voor nood met deselve haar man gesterkt wonende tot Nieuwezijl in Groningerland gedaagde en arresteerde

omme niet te vertrekken uit de grietenie Achtkarspelen voor en aleer de gedaagde sig niet behoorlijk sal hebben gequalificeerd, voorts om betalinge van de geregte 1/7 part van de geregte helfte van een hondert cargl. cum interesse van dien, volgens handschrift bij de gedaagde en haar wijlen man gepasseert, in één;

Ten 2. om betalinge van de geregte helfte van agt en veertig cargl. ter saake coop en overdragte van 1/7 part van seven heemsteden bij Nieuwezijl in een 2de

Ten 3. om betalinge van de geregte helfte van agt en sestig cargl drie strs als reste van meerder wegens coop en overdragte van gelijke 1/7 part van seven heemsteden als voren

Ten 4. om betalinge van de geregte helfte van vijftig cargl ter saake coop en overdragte van 1/7 van een camp lands mede bij Nieuwezijl gelegen, alles met de intressen van dien wegens latere betalinge daarop verschenen...

 

III.3             GERBEN JACOBS                                    Friesche commissaris

overl. Stroobosch 1772/73

trouwt Lutjegast 1 juni 1718 Tjitske Tjallings

geb. Leeuwarden, overl. Stroobos 1758/59

weduwe van Mient Gabes, dochter van Tjalling Fransen en Antje Jansen

 

In 1724 wordt Gerben Jacobs, zonder familienaam, vermeld: getrouwt aan Mient Gabes wedue. Tjitske Tjallings trouwde in 1704 met Mient Gabes, in 1713 was zij volgens het personele kohier weduwe. Uit het eerste huwelijk zijn drie kinderen: Gabe, Aatie en Jan Mients. Tjalling Fransen en zijn vrouw worden na Mient Gabes vermeld in het lidmatenboek van Gerkesklooster, zij waren in 1703 uit Leeuwarden gekomen.

Na 1747 is Gerben Posthuma volgens het personele kohier geen belasting meer verschuldigd.

Tjitske Tjallings was lidmaat van de hervormde kerk, maar op haar gedrag viel blijkbaar een en ander aan te merken. In het lidmatenboek vinden we: 1743 d. 14 April weder op Paasch-dag wierd het Avontmaal gehouden nadat alvorens Tjietsche Tjallings (huisvrouw van Germ Jacobs) het Avontmaal was verboden volgens besluit der E. Kerkenraat.

In 1734 hoort Gerben, Friesche commissaris op 't Stroobos onder Surhuizum, bij vier broers die samen procederen. De andere drie zijn Suardus, Eelke en Gerardus.[iv] In 1737 zegt hij toe 225 carg. te betalen aan Doede Dirks te Groningen.[v]

 

 

III.4            JACOBUS JACOBS                                  bakker

geb. circa 1695, bakker, overl. Drachten 1769/70

trouwt Drachten 28 april 1720 Trijntje Gerbens

ged. Drachten 7 jan. 1700, overl. voor 1744

dochter van Gerben Liebes en Jeltje Popes.

 

1.     Suardus Drachten ca. 1725

2.     Libbe Drachten ca. 1727

 

Op Goede Vrijdag 1721 wordt te Drachten als bejaarde, d.w.z. volwassene, gedoopt Jacobus Posthuma.

 

 

De reden daarvoor zal geweest zijn dat Jacobus Jacobus net het jaar tevoren met een hervormde vrouw was getrouwd en om haar dus overging van de doopsgezinde kerk naar de 'grote kerk'.

Van 1720 tot 1723 woont Jacobus in een huis van Arp Reiding in de Noorder-Drachten, daarna wordt hij een aantal jaren niet als bewoner van een huis genoemd in de reëelkohieren.[vi] Vervolgens woont hij een aantal jaren in bij zijn vrijgezelle broer Suardus en daarna in het huis daarnaast.

 

In 1726 kopen Jacobus Posthuma c.s. een kamp land in de NoorderDragten van de erven Tjeerd Jeens voor 480 gg.[vii] In 1733 is hij gebruiker van twee kampen land in Zuiderdragten, waarvan Jan Reyds Coldijks erven de eigenaars zijn. In 1734 is hij eigenaar en gebruiker van een huysinge in Noorderdragten, de vorige eigenaar was Johannes Hanses.[viii] In 1735 koopt Jacobus Posthumus een huis in Noorderdrachten van Wijger Goijtzes wed. voor 70 gg.[ix] In 1743 is hij curator over de kinderen van Marten Douwes te Rottevalle.[x] Uit de aanslag in de Quotisatiecohieren kan worden afgeleid dat zijn kapitaal toen 2000 Cg. omvatte.

 

In 1744 wordt bij de gezinssamenstelling van Jacobus zijn vrouw niet meer vermeld, zij is dus voordien overleden. De erfenis van de moeder van de kinderen wordt in 1764 verdeeld: Suardus krijgt de ene helft en zijn broer Libbe, die dan te Hoorn verblijft, de andere. Als Jacobus in 1769/70 overlijdt, blijven de namen van de kinderen op het personele kohier staan, in 1772 wordt de boedel door hen verdeeld.

In 1771 komt Gerben Gerardus als opvolger in de bakkerij aan de Noordkade.

 

III.5            SUARDUS JACOBS                                  apotheker

.

geb. 17 okt. 1694, overl. Drachten voor 20 okt. 1770

trouwt in 1753 Hendrikjen Sybrens (Vliersma)

geb. Ureterp 2 okt. 1732, overl. voor 1770

dochter van Sibren Hemkes en Antje Geerts

 

Onecht geboren:

1.     Suardina Drachten ca.1740

Uit het huwelijk:

2.     Tjitske Drachten 20 feb.1754

3.     Jacobus Drach­ten 30 dec. 1755

4.     Sybrandus Drachten 4 mei 1757

5.     Job Drachten 12 juni 1759

6.     Engbert Drachten 2 feb. 1761

7.     Antje Drachten ca. 1762

 

De naam Suardus Posthuma wordt te Drachten voor het eerst aangetroffen als hij in 1720 daar een huis huurt van Siouk Wybes weeskind.[xi] In 1722 koopt Suardus Posthuma voor 600 gg. van Ebeltje Feddricks een huis aan de Groene Wech, thans de Noordkade, en een jaar later vestigt hij zich daar als apotheker, tevens drogist, winkelier in kruidenierswaren en wijnhandelaar. Zijn broer Jacobus woont met zijn gezin eerst bij hem in. (Het huis is nu afgebroken en op die plaats verscheen de tearoom van de Hema.)

 

Suardus Posthumus Mr

 

Chirurgijn B B en C op de

coop van seeckere huijsinghe

en schuire sampt hovinge

bomen en plantagie cum

annexis staende en gele

gen aen de vaertswal inde

Noorder Drachten

 

 

 

Suardus is pas op late leeftijd getrouwd, maar heeft als ongehuwde man in het dorp Drachten ongetwijfeld aanleiding gegeven tot veel roddelpraat en geruchten. Reden daarvoor was dat hij bij zijn dienstmeid Antje Jans Pama een onechte dochter verwekte, naar hem Suardina genoemd. Men zou verwachten dat het paar dan een huwelijk zou aangaan, of, wanneer het standsverschil daarvoor te groot zou zijn, dat Antje met haar kind terug zou gaan naar Surhuisterveen. Men koos echter voor een oplossing die eerder in onze tijd te verwachten zou zijn: Antje Jans bleef gewoon bij Suardus dienen en het kind werd door hen samen opgevoed. Het is dan ook geen wonder dat ene Wytske Abes, weduwe Gerben Reiding, er weinig mee op had dat haar zoon Reid omgang kreeg met deze Antje Jans. Ze kende de familie Posthuma goed, haar dochter Antje was getrouwd met een broer van de apotheker, Gerardus Posthuma, maar deze contacten stelde ze duidelijk niet op prijs. Ze verbood via een gerechtelijke uitspraak van 12 maart 1746 Antje Jans en Suardus Posthuma de conversatie met haar minderjarige zoon, op straffe van een dwangsom van 25 zilveren Friese Rijders.

 

Maar ook vroeger gold al dat ware liefde zich niet laat dwingen. Of was het zo dat de apotheker het paar aanmoedigde om zo zijn eigen schande te kunnen bedekken? Dat suggereert Wytske Abes tijdens de rechtszaak, waarvan op 20 febr. 1748 het Hof van Friesland de sententie uitspreekt contra Sijvardus Posthumus beclaagde.

 

 

 

Een aantal buren van Suardus moet als getuige optreden. Ze kunnen pikante details verschaffen. Zo zag men Antje en Reid tijdens de Drachtster Merke bij de apotheker voor de glasen staan en moest de jongste bediende van Suardus bij deze buren slapen, omdat alle bedden bezet waren. En omdat de buren wisten dat het huis van Suardus maar twee slaapplaatsen telde, kon een ieder zijn conclusies trekken.

Uiteraard werd ook de apotheker zelf door de gerechtsdienaars ge­hoord. Veel van de hem ten laste gelegde punten moet hij toegeven, maar vaak ook verweert hij zich tegen de aantijgingen.

Hoe is het verder met de geliefden gegaan?

Wel, enige tijd later zijn ze te Surhuisterveen met elkaar getrouwd, het echtpaar werd gezegend met negen kinderen, van wie de oudste naar Reid’s moeder Wytske werd ge­noemd....

 

Enige jaren later kwam Suardus opnieuw met justitie in aanraking, ditmaal vanwege een boze brief die hij had gestuurd aan het bestuur van de Provincie Friesland, waarin hij Gedeputeerde Staten en de Fiscaal Nauta er flink van langs geeft. De brief valt verkeerd in Leeuwarden en men onderneemt actie.
Suardus moet flink boeten voor zijn brutaliteit.
Tevens heeft men een originele manier bedacht om de zaak in de doofpot te stoppen:

Den 12 Julij 1752
't Hoff condemneert Sivardus Postma in de Draghten woonagtigh, ter sake excessen gepleegt door het schrieven van een Brieff, waerin seer onbetamelijke uitdruckingen tegens het Collegie der Heeren Gedeputeerde Staten deser Provincie, en de Lands Fiscaal Nauta 'in officio verkerende" gevonden worden,
aen het Comptoir van de Domainen ten profijte van de Heerlijkheit te betalen de somma van hondert en vijftigh goutguldens en sulx binnen veertien dagen naastkomende, bij gebreke dies fiat authorisatio op den Deurwaerder van 't Quartier, om de selve met middelen van executie in te vorderen;
En condemneert de selve mede in de kosten tot hier toe over deese sake gevallen;

Ordonneert voorts hem Postma, de brieff in deesen gedaght ter presentie van Heeren Lijcklama à Nieholt en Jan de Kempenaer Raden Ordinaris in deesen Hove als Commissarien, ten overstaan van den Rentemeester Generaal der Domeinen en den Procureur Generaal deser Landschappe en in bijwesen van den Fiscaal Nauta, aen stucken te scheuren.
Op dato voorschreven is bovenstaande condemnatie door de Secretaris Tjallingi ter audientie van bovengenoemde Heeren Commissarien, en in bijwesen van de Heeren Rentemeester, Procureur en Fiscaal Generaal deeser Landschappe, aen Sivardus Postma in de beneden vertreckamer van den Hove voorgelesen.

 

Uit de aanslag in de Quotisatiecohieren kan worden afgeleid dat zijn kapitaal toen 5000 Cg. omvatte.

Op latere leeftijd treedt de apotheker nog in het huwelijk met Hen­drikje Sy­brens Vliersma. Waar dit huwelijk is gesloten is nog steeds niet duidelijk. Het zal in 1753 voltrokken zijn. Hendrikje was pas 21 jaar, was dit wellicht wederom een relatie met een huishoudster en is het paar voor het huwelijk naar elders uitgeweken om praatjes te voorkomen? Hendrikje had een broer Johannes, die op 84-jarige leeftijd op 18-9-1814 te Gorredijk overlijdt. Hij blijkt in te wonen bij een zoon van de apotheker, Sijbrandus Posthuma.

Volgens de Speciecohieren komt Johannes in 1799 van Molkwerum naar Gorredijk. Inderdaad treffen we in het lidmatenboek van Molkwerum de volgende passage aan:

27 juli 1799 is met attesta­tie van hier na den Gordijk vertrokken Menke Oenes, huis­vrouw van Johannes Sijbrens'. Kort daarvoor waren Johannes en Menke gehuwd, op 10-5-1795 te Molkwerum. Johannes was toen dus al 65 jaar, hij was weduwnaar van Antje Peekes, met wie hij in 1780 te Molkwerum was getrouwd. Hij had van haar veel geë­rfd, totaal zo'n 8000 gulden, vooral in Russische en Amerikaanse staatsobligaties (HEM 43-224)

 

Toen Suardus in 1770 op 76-jarige leeftijd stierf liet hij zes jonge kinderen na, Suardi­na, die vlak na hem komt te over­lijden, was al meerder­ja­rig. Als voogden werden be­noemd Lowijs Cor­nelis, mede­rechter van Smal­lingerland, Lieuwe Franses, koopman en men­nist ledepreker in Drachten en Jacobus Gerardus Posthuma (G.1), neef en zwager van de kinderen. De apotheek wordt ten bate van de erfgenamen onder toe­zicht van de voogden voortgezet. Dit duurde voort tot 1786, toen het enige nog minder­jari­ge kind, Antje, overleed en de voogdijrekening kon worden afgesloten.

Op 19 juli 1786 kon door ad­ministrerend curator Lowijs Cornelis rekening en verant­woording worden gedaan. Dit geschiedde aan de vier zoons en de man van Tjitske. In totaal was er 12226.10.4 ont­vangen en 12594.3.12 uit­gege­ven. Het verschil van 367.13.8 werd verre­kend.

 

III.6            EELKE JACOBS                                        landbouwer

geb. circa 1700, overl. na april 1778

trouwt Niezijl 28 febr. 1726 Lieuwkje Jacobus Wisman

geb. Lutkewierum 12 maart 1702

dochter van Jacobus Wisman en Mincke Jeltis.

 

1.     Menke, trouwt in 1764

2.     Johannes d. Niehove 31 maart 1745

 

In 1730 is Eelke volgens het kohier van het taxatiegeld belastingplichtig te Doezum. Als hij in 1733 met zijn broers procedeert, is hij huisman tot Doesum in Groningerlandt. In 1735 procedeert hij contra Jacob Ypes over de betaling van dienstbodenloon aan Encke Jans. [xii]

Van zijn ouders huurt hij 48 grazen land op ‘het Nijehoofster Uitterdijk’ die door hen in 1702 zijn aangekocht. Op 19 jan. 1739 eist zijn zwager dr. Ludolphi van Eelke Posthuma dat hij op Gregory 1739 onbetreden en ongebruikt moet laten beleggen drie sevende parten van seven grasen land op de Nijehoofster uiterdijk gelegen als gij in de huur en gebruikt hebt.[xiii]

Hij gaat over naar de hervormde kerk: op de doopdag van zijn zoon Johannes laat hij zich ook dopen.

Op 29 juni 1756 koopt Eelke Posthuma, dan woonachtig te Niehove (in 1759 is hij voor dat dorp landdag-comparant), een behuijsinge en plaatse, groot 33 ½ grasen lant, gelegen te Oxwert onder Noordhorn voor 3401 carg. van de eerwaarde heer Pastor J.H. Jansonius. De huurder, Pieter Cornelis mag nog tot mei 1757 blijven.[xiv] Pieter houdt zich evenwel niet aan de afspraken, dus moet Eelke tegen hem procederen: hij eist dat gij tegen Gregory uwe bruikende landerijen en uw gebruikende behuisinge den 12 May 1757 zult moeten opruimen en verlaten, die gij dus lange in huire en gebruik hebt gehad.[xv]

Op 22 juni 1770 zijn volgens het lidmatenboek van Niezijl naar de gemeente Niehove overgekomen met attestatie Eelke Postema en zijn huisvrouw Lieuwkje Jacobs Wisman.

 

Eelke is duidelijk niet onbemiddeld: vaak leent hij ook geld uit, bijv. 200 carg. aan Anne Claasssen te Niezijl in 1773. Niet elke schuldenaar is even vlot met terugbetalen, in 1775 eist hij van Cornelis Roelfs dat gij tegens den eersten Maij naastkomende 1775 an den impetr. wederom sult moeten opbrengen en aflossen sodane 600 carg. capitaal met de renten van dien.[xvi]

Nog op 30 april 1778 koopt hij van dezelfde Cornelis Roelfs een meelkerij met al het gereedschap daarbij behorende, als gewigten, schaalen, buulkist, seeven en maaten, staande op de grond van de kooper te Niezijl voor 600 carg. Op deze manier werd het Cornelis blijkbaar mogelijk gemaakt zijn schulden af te lossen. Bij deze transactie laat hij zich door zijn zoon Johannes vertegenwoordigen.

De schuld met Anne Claassen wordt op een vergelijkbare manier deels geregeld: Johannes Eelkes koopt de ondergrond van diens huis.[xvii]

 

Zijn dochter Menke en kleindochter Jeltje Johannes worden als enige Posthuma's genoemd in de lijsten van de hoogstaangeslagenen in de belasting in de provincie Groningen.

 

III.7            FRANS JACOBS                                                 landbouwer

geb. circa 1700, overl. voor 1777

trouwt Rauwerd 25 april 1728 Riemke Jacobus Wisman,

geb. Lutkewierum 14 okt. 1703, overl. na 1777

dochter van Jacobus Wisman en Mincke Jeltis.

 

1.     Sywert geb. Tolbert 1733/34

2.     Jacobus trouwde in 1771

3.     Jo­hannes geb. Tolbert 1744

4.     Menke trouwde in 1772

5.     Tjitske trouwde in 1774

 

In 1733 koopt Frans een tafel en twee banken in het boelgoed van Jacob Jans te Niehove.[xviii]  Op 6 jan. 1738 wordt Frans Posthuma, huisman aan de Nijezijl in Groningerland, geautoriseerd tot curator over Jelte Wisman en de goederen van de uitlandige Hermannus Wisman.[xix]

 

Op 17 juni 1777 verkopen Riemke Wisman en haar kinderen Johannes, Jacobus en Menke de behuisinge met alle annexen en toebehoren van dien aard en nagelvast met bomen, planten en plantagien, staande en gelegen op de plaatse Ooster Ywema genaamt te Tolbert, invoegen door de kooper selfs tegenoordig worden bewoond en gebruikt aan Sywert Fransen en Martje Hendriks voor 1500 carg.[xx]

 

III.8            GERARDUS JACOBS                               bakker

geb. rond 1708, overl. Grootegast 1751/52

trouwt Niehove 12 jan. 1734 Antje Gerbens Reiding

overl. Gorredijk 10 sept. 1781

dochter van Gerben Wiebes Reiding en Wytske Abes.

 

1.     Jacobus geb. Niehove ca. 1735

2.     Wietske

3.     Tjitske geb. ca. 1740

4.     Gerben geb. Stroo­bosch 24 maart 1742

5.     Wiebe

6.     Hiltje geb. Drachten 6 nov.1746

7.     Arp geb. ca. 1748

8.     Ma­rie­ke geb. Groote­gast 4 dec 1751

 

Ten tijde van zijn huwelijk woont Gerardus Posthuma te Niehove, als hij in 1733 met zijn broers procedeert, is hij huisman te Niehove in Groningerland. In deze jaren komt hij ook frequent voor als koper van diverse goederen op boelgoeden in Niehove en omgeving.[xxi]

In 1752 wordt hij bestraft met een poena (boete) van één mark om reden dat hij met eenen Evert Schroor van Nijezijl is slaags geweest ten huise van Lys, wed. van mr. Arent.[xxii] Op 10 nov. 1750 dient voor het gerecht van Westerdeel Langewold een petitie van Lysbet Jans contra Gerryt Postema wegens het vorderen van haar toekomend bodeloon.[xxiii]

 

Op 24 okt. 1752 blijkt Gerrit te zijn gestorven. Voor het gerecht wordt dan een wel heel klein zaakje om 14 stuivers afgehandeld: De weduwe van Advocaat Robers contra de weduwe van Gerryt Postema tot Grotegast, ten einde gij binnen 21 dagen hebt moeten voldoen en betalen als leveren te huis, sodane sak appels of 14 st. gelt als gij wegens uw overleden eheman volgens accoort schuldig sijt.[xxiv] Antje Gerbens heeft toch al grote financiële problemen - zo is zij genoodzaakt om grondbezit te verkopen om zo haar huur te kunnen betalen: De weduwe Gerryt Postema als legitima tutrix liberorum, ten einde mogte worden geauthoriseert om haar 4de anpart in de hiemsteden onder Lutkegast, so door haar man in gevolge versegelinge in dato den 13 Martii 1745 van de Heer en Mevrouw Mepsche van Faan hadde bekomen, te mogen verkopen tot reddinge van hare boedel, angesien gedachte te vertrekken en haere gebruikende plaatse moeste opruimen, haar mobilia met arresten beswaart, dus de nood hier toe dronge. Op 10 mei 1753 helpt haar zwager Jacobus haar uit de nood door het genoemde aandeel voor 150 carg. te kopen.[xxv]

 


Inderdaad vertrekt ze met haar gezin: in 1753 komt Antje Gerbens Reiding, wedue van Gerardus Posthuma uit Groningerlandt, weer terug naar Drachten. Zij heeft het moeilijk gehad om met haar gezin door de tijd te komen, in de jaren 1756-1765 wordt zij door de kerk gealimenteerd. In 1768 vertrekt zij naar Gorredijk, waar ze in 1773 een nieuw huis laat bouwen. Dit gezin blijft doopsgezind.

 

 

DE PACHTSTEDEN TE EGBERTSBUREN

 

In de weesrekeningen van de kinderen van Suardus komen aanwijzin­gen voor, dat een aantal broers Posthuma ge­meenschappelijk bezit heeft in Egbertsburen, een buurt­schap onder Lutkegast.

Op 21-10-1771, 16-3-1772 en 12-6-1773 wordt aan Johannes Posthuma betaald het belastingaandeel in de 400ste penning van 'ses pagtsteden op de Egbertsburen'. Op 27-12-1772 werd voor de boedel vandaar ontvangen ander­half jaar grondpacht ('ver­schenen St.Petri 1767 naar 2 Carg 's jaars') van Berent Harmens Wever.

Volgens Miedema regelt Johannes Fransen de betalingen, maar dat is niet erg waar­schijnlijk, omdat deze in 1772 trouwt en dan in Achlum bij Harlingen woont. Het kan ook heel goed Johannes Eelkes Posthuma geweest zijn.

 

Ook Gerardus heeft een aandeel in de pachtsteden (ook wel heem­steden ge­noemd). Dat blijkt als zijn weduwe haar aandeel, een vierde deel, aan Jacobus Posthuma ver­koopt.

Betreft het hier een overblijfsel van een erfenis en moeten we de voorvaderen van de Posthuma's dus in Lutjegast zoeken?

Interessant is in dit verband een vermelding bij de verkoop op 20-11-1778 door Be­rent Harmens Wever van zijn behuizing, die op de grond van deze heemsteden staat. Diens schuldeisers dwingen hem tot deze stap. In de acte staat vermeld, dat de kopers 2 Cg. grondpacht schuldig zullen zijn aan 'de erven van J.E.Posthuma'.

Die J.E. in plaats van J.T. zal een verschrijving geweest zijn, misschien ingegeven door het feit dat juist Johannes Eelkes Posthuma de zaken regelde.

De veronderstelling dat het hier voorvaderlijk bezit betreft wordt echter ondergraven door een mededeling in de koopakte tussen de weduwe van Gerardus en Jacobus: de heemsteden zijn op 13 maart 1745 gekocht van de Heer en Mevrouw Mepsche van Faan. Het zal dus een vorm van belegging voor de vier broers geweest zijn, niet het restant van voorvaderlijk bezit.

 

Wie­ zijn nu de vier broers geweest, die een aandeel bezaten? In ieder geval Suardus, Eelke en Gerardus. Had Jacobus ook een deel? Het zou kunnen, maar zijn aankoop in 1753 wordt toch vooral gedaan om zijn armlastige schoonzuster uit de problemen te helpen.

De kans is groot dat de vierde broer Gerben geweest is; in deze combinatie proce­deerde dat viertal immers ook al eens voor het gerecht van Acht­karspelen in 1733. Bovendien ligt het perceel vlakbij Stroobos, de woonplaats van Gerben.

 



[i] GrA Toegang 735 14.

[ii] GrA Toegang 1 2143.

[iii] RA ACH 19 147.

[iv] RA ACH 17 174.

[v] RA ACH 17 268.

[vi] SMA reëelkoh. Noorder-Dragten 74.

[vii] RA SMA 75 16.

[viii] SMA reëelkoh. Noorder-Dragten 94.

[ix] RA SMA 76 401.

[x] RA ACH 49.

[xi] SMA reëelkoh. Noorder-Dragten 79.

[xii] GrA Toegang 735 350.

[xiii] GrA Toegang 735 350.

[xiv] GrA Toegang 735 14 140.

[xv] GrA Toegang 735 1 532.

[xvi] GrA Toegang 735 2.

[xvii] GrA Toegang 15 15-4-1779.

[xviii] GrA Toegang 735 350 27-4-1733.

[xix] RA HEN 19 144.

[xx] GrA.Toegang 735 15 78.

[xxi] GrA Toegang 735 350 27-4-1733.

[xxii] GrA Toegang 735 350.

[xxiii] GrA Toegang 735 22.

[xxiv] GrA Toegang 735 22.

[xxv] GrA Toegang 735 77.