VORIGE WEEK VOLGENDE WEEK
16
Des morgens geschreven aan Van Houten alsmede van Pier en mijne vrouw, vervolgens is T. Dik hier geweest en daarna Leininga van Zuidbroek om over de keetstokken enz. te spreken. Deze wilden ook wel veldkeijen leveren en sprak vanaf f 9,00 per last van 4000 oude ponden. Hij rekende de cub. el op 3400 oude ponden. Ook zoude hij nog stroo kopen.
Na het eten is J. Stui hier gekomen alsook Dorenbos en T. de Jong, zij hadden ten oosten van de Beerstermude den Kadijk belegen tot op 250 el na aan de Opdijk. Ook Schoon kwam om te horen of er vracht was en zal een lading rijs halen van Termunterzijl.
Herder is hier gekomen met C. Wind, doch is Herder doorgegaan naar G. Wind om over de bouwing van de keet te spreken. Met Dorenbos en T. de Jong zijn wij naar Van Rees gegaan en daar een kopje koffij gedronken en zijn toen met Herder naar de keet gegaan, nadat ik vooraf aan W. Nieborg had geschreven om ellens of zware kolders , en aan Kruizinga te Oostwold of hij de keet mede kon bouwen. Te huis gekomen zaten F. Jansma en Arie op ons te wachten aan wie de orders voor de volgende dag zijn opgegeven.
17
Is De Jong naar de Oude Geut gegaan om met de kadijk te beginnen en heb ik eerst wat geschreven. Des nachts heeft het evenals vorige nachten gevroren en het weder laat zich bij uitnemendheid schoon aanzien. Ik ben met den Hoofdopzichter Wind en Van Rees naar de kadijk op de Slikken gegaan en toen stelde Wind voor om de binnenkadijk zoo te leggen dat hij kwam op de grond die wij voor het kanaal nodig hadden, doch heb ik hem gezegd dat er ons niet zou passen, daar wij alsdan ons in mogelijkheden zouden begeven dat niet was te zien en ik bovendien dit juist zou kunnen bepalen, waarna hij zelf dit ook inzag, ofschoon hij later toch die orders bij de Oude Geut heeft gegeven om dezelve zoo te leggen. Met Van Rees verder doorgegaan tot de laatste ploeg in de Slikken die vanwege de slapheid van den buitengrond genoodzaakt waren de grond voor de voorversching van het kanaal te halen. Namiddag ben ik met De Jong bijlangs het kanaal gegaan en hebben in die laagten gezien vier kalfjes en een paar plekken waar de bodem was opgezet, ook was het bij Kombof 14 duimen te ondiep. Des avonds heeft Herder hier geweest en hebben wij besproken om voor dieper te leggen van de sluis in de Beerstermude 0,50 en idem van de 0,74 duim moesten hebben f 2000 à f 3000. Ik heb een brief naar Nieborg gezonden om kolders en aan Kruizinga om timmerknegten.
18
Des morgens om negen uren is den Ingenieur met Wind en Van Rees hier gekomen en zijn wij gezamenlijk de beslijkingslijn langsgegaan en ter plaatse waar de ploegen met den voorversching bepaald afgesproken om de sloot tusschen Kerkhoven en Cremers 2 el breeder van de voorkant af te snijden en de breedte der berm op de waterpasse lijn aan te nemen of wel zoo dat op het talud gemeten 11,40 wordt. Vervolgens heeft de Ingenieur gezegd om de kadijk te leggen wij noodig oordeelden, mits zorgende voor afwatering van de landen. ZEd wilde des gaarne bij de Noorderrijte een dam in de bermsloot houden en daarin een pomp te leggen. Vervolgens zijn wij naar de Oude Geut gegaan, waar vier ploegen aan het werk waren om een polder ter maken voor plaatsing van de keet.
Nadat wij ook dat hadden gezien en goedgekeurd hebben wij bij Rentema koffij gedronken en over de onderheijen van de keet gesproken, makende den Heer Van Rijn bezwaar over verzakking het welk niet kon worden weggenomen. Vandaar zijn wij gegaan naar Beersterzijl en ten westen van de mude opgelopen tot in de rigting van de bakens b - d, en zeide de Heer Van Rijn plannen te hebben om deze lijn zoo veel te verlengen dat baak d geplaatst werd ten westen van de mude, waardoor de sluis meer haaks in die mude zoude komen, waarin voor ons geen bezwaar was omdat wij dan wat meer naar binnen kwamen met de dijk. Over de mude gevaren zijnde heeft de Ingenieur gezegd op de kadijken bijlangs de mude te maken 1,50 + volzee vallingen op Bruins breedte 1 el, echter moest ZEd eerst vergaderen met de dijkregters om de scheiding tusschen hun eigendom en de Stad te weten. Verder is gezegd om de scheidsloot en het groen tusschen de buitenberm en Kerkhoven niet te maken zonder schriftelijke orders van den Opzigter Kuiper, zullende ZEd alsdan schrijven daarover Kerkhoven.
Geschreven aan E.S. Posthuma naar Groningen en aan S. Hagemeijer dat hij kon overkomen zo spoedig mogelijk, beloning f 14= zonder verdere verpligting.
19
Des morgens is De Jong naar buiten gegaan en heb ik voor De Jong betaald aan schipper Voordewind op voorschot turfvragt f 20=, aan Smit en de wed. Pool rijsvracht f 110=.
Toen zijn hier gekomen den hoofdopzigter Wind en Van Rees met plan om de sluis in de Dallingweersterdijk te bepalen. Nadat De Jong terug is gekomen hebben wij gegeten en daarna ben ik naar Fiemel gegaan om Herder te spreken, en te zeggen dat hij morgen naar de timmerlieden bij de keet moet gaan om daar de nodige orders te geven, en heb aan hem een brief voor Boven gegeven die de wielen nog niet gereed had. Met Wind gesproken over de keeten bij het Noordwillemskanaal, en deze dacht ook dat zij het te hoog hadden aangeslagen op f 400=. Huiswaarts gaande zijn er drie schippers geweest, die ieder met een lading turf in de Scheemda waren.
20
Des morgens naar de Oude Geut geweest bij de Binnen Kadijk en zoo terug tot het groenland, waar vijf ploegen aan de voorversching bezig waren en waar de gronden van de derde steek zeer bekwaam en stevig waren, doch leek het wel dat het water weder even als de vorige dag hoog zoude vloeijen, dan ons toen reeds eenige planken tegen de laan waren gestroomd. Te huis gekomen was Herder reeds in de keet en heb met hem overlegd om dadelijk niet meer palen onder de keet te slaan zoo als Wind heeft gelast, daar het volgens ons oordeel wel voldoende zoude zijn zoo als het gemaakt was. Vervolgens heb ik geschreven en daarna is mijn Heer Van Rijn gekomen met Herder om eens over de verlaging van de sluis in de Beerstermude te spreken waartegen wij de bezwaren hebben opgegeven en dientengevolge besloten om de grond in de volgende week te boren, en zeide ZEd om morgen bij Fiemel te zullen boren en heijen. De Jong heeft de profillen bij de Kombofferij nagezien en konde geen abuis ontdekken. Toen ik van Fiemel terugkwam heb ik nog eenige proffilen mede nagezien. Des avonds hebben De Jong en ik E.S.P. bij Van Rees afgehaald, waar juist de oude Heer Van Rees was aangekomen om opzicht bij de keet te houden. De tekening van het steenwerk heb ik nog niet kunnen bekomen hoewel ik bijna dagelijks daarom heb gevraagd, nu is mij heden gezegd dat ze naar G. Wind waren om in te zien. De dekzerken voor Fiemel werden door G. Wind gereedgemaakt.
21
Een zeer onstuimige nacht en des morgens ruw en sneeuw, de wind noordoost, voor de middag hebben wij de keet niet kunnen verlaten. We hebben lijsten enz. nagezien en mede over de zaken gesproken. Na het eten toen ik gereed was om weg te gaan, kwam de huurder van het Zijlhuis om over het huren daarvan door ons te spreken en hebben bepaald dat hij zondag 30 Mrt weer zoude komen om dan verder af te spreken. Bij Jan Baas gereed zijnde om op te stappen kwam den Heer Van Rijn daar van Fiemel en had een vergeefsche reis gemaakt uit hoofde het volk niet kon werken. Om drie uur ben ik van daar met de chais naar Groningen en heb bij Koops te Zuidbroek het paard wat voer gegeven. Bij het tolhek te Martenshoek gekomen was het zeer duister, doch daar de tolgaarder geen lantaarn had moest het in duister door, tot ons op 100 el verder een Heer met een lantaarn tegenkwam, welke vroeg of ik zijn lantaarn niet mede wilde hebben, van welke vriendelijkheid ik gebruik heb gemaakt, en welke Heer Mijnheer Van Arnhem was, en de lantaarn zelf bij Heikens wilde afhalen. Te Groningen gekomen ben ik dadelijk bij den Heer Quintus gegaan, doch ZEd niet te huis vindend heb ik hem gesproken bij Zwartwold in de Ebbingestraat, en afgesproken dat ik de gelden de volgenden morgen om negen uur konde ontvangen.
22
Ben ik des morgens om negen uur bij den Heer Quintus gegaan om het tweede termijn van het kanaal te ontvangen en vond bij mijne komst ZEd reeds in het kantoor en alles gereed staan, zoodat Jansma toen dadelijk is vertrokken met 9100= en ik de rest heb gehouden zijnde 89=, zamen 9189=. Toen ben ik naar den Heer Directeur gegaan om te vernemen of er reeds vergunning was om turf naar buiten te zenden, doch ZEd niet te huis zijnde heb ik van Wildeboer vernomen dat deze zaak nog niet gereed was. Om 12½ uur ben ik van Groningen gereden en om 7 uur te huis gekomen.
Des avonds is Vader nog hier geweest en Pier met de vrouw, aan wie ik verslag van de werkzaamheden heb gedaan, Van Seijen is ook hier geweest en heeft hier gegeten. Jan was van Appelscha met Geeske een weinig voor mij te huis gekomen en zijn vrouw was met hare ouders naar Lippenhuizen gereden.
Naar top
Des morgens geschreven aan Van Houten alsmede van Pier en mijne vrouw, vervolgens is T. Dik hier geweest en daarna Leininga van Zuidbroek om over de keetstokken enz. te spreken. Deze wilden ook wel veldkeijen leveren en sprak vanaf f 9,00 per last van 4000 oude ponden. Hij rekende de cub. el op 3400 oude ponden. Ook zoude hij nog stroo kopen.
Na het eten is J. Stui hier gekomen alsook Dorenbos en T. de Jong, zij hadden ten oosten van de Beerstermude den Kadijk belegen tot op 250 el na aan de Opdijk. Ook Schoon kwam om te horen of er vracht was en zal een lading rijs halen van Termunterzijl.
Herder is hier gekomen met C. Wind, doch is Herder doorgegaan naar G. Wind om over de bouwing van de keet te spreken. Met Dorenbos en T. de Jong zijn wij naar Van Rees gegaan en daar een kopje koffij gedronken en zijn toen met Herder naar de keet gegaan, nadat ik vooraf aan W. Nieborg had geschreven om ellens of zware kolders , en aan Kruizinga te Oostwold of hij de keet mede kon bouwen. Te huis gekomen zaten F. Jansma en Arie op ons te wachten aan wie de orders voor de volgende dag zijn opgegeven.
17
Is De Jong naar de Oude Geut gegaan om met de kadijk te beginnen en heb ik eerst wat geschreven. Des nachts heeft het evenals vorige nachten gevroren en het weder laat zich bij uitnemendheid schoon aanzien. Ik ben met den Hoofdopzichter Wind en Van Rees naar de kadijk op de Slikken gegaan en toen stelde Wind voor om de binnenkadijk zoo te leggen dat hij kwam op de grond die wij voor het kanaal nodig hadden, doch heb ik hem gezegd dat er ons niet zou passen, daar wij alsdan ons in mogelijkheden zouden begeven dat niet was te zien en ik bovendien dit juist zou kunnen bepalen, waarna hij zelf dit ook inzag, ofschoon hij later toch die orders bij de Oude Geut heeft gegeven om dezelve zoo te leggen. Met Van Rees verder doorgegaan tot de laatste ploeg in de Slikken die vanwege de slapheid van den buitengrond genoodzaakt waren de grond voor de voorversching van het kanaal te halen. Namiddag ben ik met De Jong bijlangs het kanaal gegaan en hebben in die laagten gezien vier kalfjes en een paar plekken waar de bodem was opgezet, ook was het bij Kombof 14 duimen te ondiep. Des avonds heeft Herder hier geweest en hebben wij besproken om voor dieper te leggen van de sluis in de Beerstermude 0,50 en idem van de 0,74 duim moesten hebben f 2000 à f 3000. Ik heb een brief naar Nieborg gezonden om kolders en aan Kruizinga om timmerknegten.
18
Des morgens om negen uren is den Ingenieur met Wind en Van Rees hier gekomen en zijn wij gezamenlijk de beslijkingslijn langsgegaan en ter plaatse waar de ploegen met den voorversching bepaald afgesproken om de sloot tusschen Kerkhoven en Cremers 2 el breeder van de voorkant af te snijden en de breedte der berm op de waterpasse lijn aan te nemen of wel zoo dat op het talud gemeten 11,40 wordt. Vervolgens heeft de Ingenieur gezegd om de kadijk te leggen wij noodig oordeelden, mits zorgende voor afwatering van de landen. ZEd wilde des gaarne bij de Noorderrijte een dam in de bermsloot houden en daarin een pomp te leggen. Vervolgens zijn wij naar de Oude Geut gegaan, waar vier ploegen aan het werk waren om een polder ter maken voor plaatsing van de keet.
Nadat wij ook dat hadden gezien en goedgekeurd hebben wij bij Rentema koffij gedronken en over de onderheijen van de keet gesproken, makende den Heer Van Rijn bezwaar over verzakking het welk niet kon worden weggenomen. Vandaar zijn wij gegaan naar Beersterzijl en ten westen van de mude opgelopen tot in de rigting van de bakens b - d, en zeide de Heer Van Rijn plannen te hebben om deze lijn zoo veel te verlengen dat baak d geplaatst werd ten westen van de mude, waardoor de sluis meer haaks in die mude zoude komen, waarin voor ons geen bezwaar was omdat wij dan wat meer naar binnen kwamen met de dijk. Over de mude gevaren zijnde heeft de Ingenieur gezegd op de kadijken bijlangs de mude te maken 1,50 + volzee vallingen op Bruins breedte 1 el, echter moest ZEd eerst vergaderen met de dijkregters om de scheiding tusschen hun eigendom en de Stad te weten. Verder is gezegd om de scheidsloot en het groen tusschen de buitenberm en Kerkhoven niet te maken zonder schriftelijke orders van den Opzigter Kuiper, zullende ZEd alsdan schrijven daarover Kerkhoven.
Geschreven aan E.S. Posthuma naar Groningen en aan S. Hagemeijer dat hij kon overkomen zo spoedig mogelijk, beloning f 14= zonder verdere verpligting.
19
Des morgens is De Jong naar buiten gegaan en heb ik voor De Jong betaald aan schipper Voordewind op voorschot turfvragt f 20=, aan Smit en de wed. Pool rijsvracht f 110=.
Toen zijn hier gekomen den hoofdopzigter Wind en Van Rees met plan om de sluis in de Dallingweersterdijk te bepalen. Nadat De Jong terug is gekomen hebben wij gegeten en daarna ben ik naar Fiemel gegaan om Herder te spreken, en te zeggen dat hij morgen naar de timmerlieden bij de keet moet gaan om daar de nodige orders te geven, en heb aan hem een brief voor Boven gegeven die de wielen nog niet gereed had. Met Wind gesproken over de keeten bij het Noordwillemskanaal, en deze dacht ook dat zij het te hoog hadden aangeslagen op f 400=. Huiswaarts gaande zijn er drie schippers geweest, die ieder met een lading turf in de Scheemda waren.
20
Des morgens naar de Oude Geut geweest bij de Binnen Kadijk en zoo terug tot het groenland, waar vijf ploegen aan de voorversching bezig waren en waar de gronden van de derde steek zeer bekwaam en stevig waren, doch leek het wel dat het water weder even als de vorige dag hoog zoude vloeijen, dan ons toen reeds eenige planken tegen de laan waren gestroomd. Te huis gekomen was Herder reeds in de keet en heb met hem overlegd om dadelijk niet meer palen onder de keet te slaan zoo als Wind heeft gelast, daar het volgens ons oordeel wel voldoende zoude zijn zoo als het gemaakt was. Vervolgens heb ik geschreven en daarna is mijn Heer Van Rijn gekomen met Herder om eens over de verlaging van de sluis in de Beerstermude te spreken waartegen wij de bezwaren hebben opgegeven en dientengevolge besloten om de grond in de volgende week te boren, en zeide ZEd om morgen bij Fiemel te zullen boren en heijen. De Jong heeft de profillen bij de Kombofferij nagezien en konde geen abuis ontdekken. Toen ik van Fiemel terugkwam heb ik nog eenige proffilen mede nagezien. Des avonds hebben De Jong en ik E.S.P. bij Van Rees afgehaald, waar juist de oude Heer Van Rees was aangekomen om opzicht bij de keet te houden. De tekening van het steenwerk heb ik nog niet kunnen bekomen hoewel ik bijna dagelijks daarom heb gevraagd, nu is mij heden gezegd dat ze naar G. Wind waren om in te zien. De dekzerken voor Fiemel werden door G. Wind gereedgemaakt.
21
Een zeer onstuimige nacht en des morgens ruw en sneeuw, de wind noordoost, voor de middag hebben wij de keet niet kunnen verlaten. We hebben lijsten enz. nagezien en mede over de zaken gesproken. Na het eten toen ik gereed was om weg te gaan, kwam de huurder van het Zijlhuis om over het huren daarvan door ons te spreken en hebben bepaald dat hij zondag 30 Mrt weer zoude komen om dan verder af te spreken. Bij Jan Baas gereed zijnde om op te stappen kwam den Heer Van Rijn daar van Fiemel en had een vergeefsche reis gemaakt uit hoofde het volk niet kon werken. Om drie uur ben ik van daar met de chais naar Groningen en heb bij Koops te Zuidbroek het paard wat voer gegeven. Bij het tolhek te Martenshoek gekomen was het zeer duister, doch daar de tolgaarder geen lantaarn had moest het in duister door, tot ons op 100 el verder een Heer met een lantaarn tegenkwam, welke vroeg of ik zijn lantaarn niet mede wilde hebben, van welke vriendelijkheid ik gebruik heb gemaakt, en welke Heer Mijnheer Van Arnhem was, en de lantaarn zelf bij Heikens wilde afhalen. Te Groningen gekomen ben ik dadelijk bij den Heer Quintus gegaan, doch ZEd niet te huis vindend heb ik hem gesproken bij Zwartwold in de Ebbingestraat, en afgesproken dat ik de gelden de volgenden morgen om negen uur konde ontvangen.
22
Ben ik des morgens om negen uur bij den Heer Quintus gegaan om het tweede termijn van het kanaal te ontvangen en vond bij mijne komst ZEd reeds in het kantoor en alles gereed staan, zoodat Jansma toen dadelijk is vertrokken met 9100= en ik de rest heb gehouden zijnde 89=, zamen 9189=. Toen ben ik naar den Heer Directeur gegaan om te vernemen of er reeds vergunning was om turf naar buiten te zenden, doch ZEd niet te huis zijnde heb ik van Wildeboer vernomen dat deze zaak nog niet gereed was. Om 12½ uur ben ik van Groningen gereden en om 7 uur te huis gekomen.
Des avonds is Vader nog hier geweest en Pier met de vrouw, aan wie ik verslag van de werkzaamheden heb gedaan, Van Seijen is ook hier geweest en heeft hier gegeten. Jan was van Appelscha met Geeske een weinig voor mij te huis gekomen en zijn vrouw was met hare ouders naar Lippenhuizen gereden.
Naar top