Negende generatie
Pier Jans van der Sluis (1817 - 1877)


4.3.3
PIER JANS, koopman te Hemrik

1-7-1817 Hemrik - 16-10-1877 Hemrik
x Hermina Suardus' Posthuma, Smallingerland 22-7-1842
17-7-1820 Drachten - 12-4-1902 Hemrik
dv Suardus Jobs Posthuma en Tjitske Engberts van der Meulen

1. Geeske 17-10-1843 Hemrik
2. Suardus 27-6-1846 Hemrik
3. Tjitske, 31-10-1847 - 11-1-1848 Hemrik
4. Tjitske 6-7-1849 Hemrik
5. Jan 30-3-1851 Hemrik
6. Engbert 30-11-1857 Hemrik
7. Alle, 26-11-1859 - 21-8-1882 Hemrik, student rechten
8. Sytze, 25-5-1862 - 27-10-1883 Hemrik, student Delft



Pier Jans is de jongste zoon uit het huwelijk van Jan Alles en Geeske Piers Hemrica. Toen hij een jaar oud was, overleed zijn moeder. Krapaan zeven jaar later hertrouwde vader Jan Alles met zijn volle nicht Tjaltje Jans. Waar de drie kinderen na de dood van hun moeder verbleven is niet duidelijk. Uit de gegevens van de volkstelling van 1829 blijkt dat Pier op dat moment, toen hij dus 12 jaar oud was, bij zijn grootouders Pier Sytzes Hemrica, rentenier, en Aaltje Teijes in Lippenhuizen in huis woonde.
Pier trouwde op 25-jarige leeftijd met Hermina Suardus' Posthuma. Dit was een van de vele strategische huwelijken die we in deze stamboom tegenkomen. Zijn zuster Aaltje was namelijk getrouwd met olieslager en houtkoopman Engbert Suardus' Posthuma. Ook in latere generaties zijn verschillende van der Sluizen met Posthuma's getrouwd.
Pier bekleedde diverse maatschappelijke functies, zoals bij de Kamer van Koophandel, het Polderbestuur en hij was lid van de Staten van Friesland. Samen met zijn broer Alle Jans en neef Alle Wytzes was hij aannemer van diverse publieke werken in en buiten Friesland. Naast al deze zakelijke activiteiten had Pier ook nog zijn boerenbedrijf en hield hij paarden. Af en toe verschijnt zijn naam bij de uitslag van hardddraverijen.
Ook van Pier zijn dagboeken bewaard gebleven, uit 1856 en 1874. Deze zijn nog zakelijker van toon dan die van zijn broer, en ze zijn eveneens integraal op onze site te vinden. Uit de teksten blijkt dat de heren over het algemeen uitstekend met elkaar overweg konden, en frequent overlegden over de te volgen strategieën bij verkopingen van veen en inschrijvingen voor de aanleg van wegen. Het benodigde puin voor de wegen was vaak afkomstig van oude gebouwen. Op 16 januari 1856 schrijft Pier in zijn dagboek:
's Morgens naar de Gordijk gereden met Neef Wytze van Appelscha & Broeder. Het dooide zoo snel dat er al water op het ijs was, en het is ook al zwak, zodat het vanavond in de terugreis niet te sterk was. Het is vanavond weder begonnen te vriezen. De prijzen der rogge wat hooger vandaag. Wed. Boonstra heeft f 11,25 geleend. Doorenbos is ook op de Gordijk geweest en wij hebben bepaald dat er maandag twee van ons naar Middelstum zullen, waar een slot op afbraak verkogt wordt.
Dit sloopproject betrof waarschijnlijk de oude borg Ewsum in Middelstum die in 1856 op afbraak werd verkocht.

Over het algemeen konden de broers Van der Sluis goed opschieten met de Beetsterzwaagster adel, maar op een bepaald moment kreeg Pier, als statenlid van Friesland, het toch aan de stok met de familie Van Lijnden over ontwijking van de provinciale belastingen. In het Verslag van den toestand der Provincie Friesland uit 1876, in het hoofdstuk 'De Staten als Kiescollegie', wordt namelijk met betrekking tot de lijst der hoogst aangeslagenen in 's rijks directe belastingen vermeld dat P.J. van der Sluis en anderen, ingezetenen van de gemeente Opsterland, een bezwaarschrift indienden, waarin zij beweerden dat R. baron van Lijnden op de lijst behoorde voor te komen omdat hij moest worden geacht inwoner te zijn van Friesland, daar hij, volgens hen, zijne woonplaats in Friesland had in het jaar voorafgaande de sluiting der kiezerslijsten in de gemeente Opsterland op den 4 April 1876. Tot staving van hunne bewering beriepen zij zich op eene verklaring van den burgemeester dier gemeente en verder daarop, dat de betrokken persoon zich gedurende 1876 vrij langen tijd op zijn buitenverblijf Lijndenstein te Beetsterzwaag zou hebben bevonden en op de kiezerslijsten en omslag-kohieren in Opsterland was geplaatst.
Bij het onderzoek der zaak bleek ons dat R. Baron van Lijnden op 13 september bij het bestuur der gemeente had gedaan de verklaring, bedoeld bij art. 76 van het burgerlijk wetboek: dat alzoo het bewijs was geleverd dat deze aangeslagene het voornemen had om zijn hoofdverblijf te vestigen elders (te 's-Gravenhage).
Het betreffende rapport is in de zomervergadering van 1877 van de Staten van Friesland aan de orde gekomen.
Pier Jans overleed in datzelfde jaar, op 60-jarige leeftijd.

Bij de verdeling van de erfenis bleek tot welke omvang het bezit van Pier Jans in de loop der jaren was gegroeid. Hij bezat een aandeel in elf veenderijen, waarvan de vijf grootste (twee in Appelscha, Hoornsterzwaag, Terwispel en Nieuweroord) in de hoogtijjaren een waarde van fl. 250.000 vertegenwoordigden. De waarde van de totale erfenis was meer dan fl. 800.000.
Slechts een van zijn in totaal 8 kinderen, Engbert, is ouder dan Pier geworden. In het gezin van Pier Jans kwam veel tbc voor. Op jonge leeftijd overleden hieraan reeds Geeske, Tjitske, Alle en Sytze, op latere leeftijd ook Jan. De arts Jan Buisman Ebbinge, huisarts in Gorredijk, was getrouwd met Geeske, later met Tjitske. Hij schijnt te hebben gezegd: 'Van der Sluizen sterven als ratten aan de tbc!'