Negende generatie
Alle Wytzes van der Sluis (1813 - 1900)


4.1.5
ALLE WYTZES, veenbaas te Appelscha

11-1-1813 Wijnjeterp - 10-9-1900 Appelscha
x Akke Aukes Wartena Opsterland 31-5-1833
25-10-1813 Poppingawier - 31-8-1878 Appelscha
dv Auke Ruurds Wartena en Feikjen Heeres Tietsma

1. Wytze 2-6-1835 Appelscha
2. Feikjen 6-9-1837 Appelscha
3. Janke 20-5-1840 Appelscha
4. Auke 27-5-1642 Appelscha
5. Ruurd 14-2-1844 Appelscha
6. Jan 21-7-1846 Appelscha
7. Arent 6-4-1849 Appelscha
8. Klasina Froukje 16-1-1852 Appelscha



Toen zijn vader Wytze en oom Jan Alles de verveningsactiviteiten in Appelscha startten, werd Alle Wytzes al op jonge leeftijd daar aangesteld als toezichthouder namens de familie. Na de verkopingsronde in 1834 werd hij als vennoot opgenomen in de veenderij. Hij had tot op hoge leeftijd de dagelijkse leiding in deze veenderij en was eerstverantwoordelijke voor de boekhouding. Net als zijn vader en grootvader vestigde hij zich in Appelscha vlakbij een sluis, het Achtste Vallaat. De woning stond naast Augustinusstate, het hoofdkantoor van de Compagnons, met het zicht op de Eerste Wijk en daarmee op alle scheepsverkeer van en naar de veenderij. Naast alle zakelijke beslommeringen speelde Alle Wytzes een belangrijke rol in het maatschappelijke leven, maar hij was niet altijd onomstreden. In 1851 werd hij gekozen in de gemeenteraad van Ooststellingwerf, zij het pas na een herstemming en dan nog met het laagste aantal stemmen van de gekozenen. Toen een nieuwe kerkelijke gemeente Nieuw-Appelscha werd opgericht, weigerde AWS, zoals hij binnen de familie Van der Sluis meestal werd genoemd, een heffing van 8 gulden te betalen omdat de gemeente zich niet op de juiste manier als rechtspersoon had aangemeld. Hij spande een rechtszaak aan en won die, waarna hij prompt definitief uit de kerk stapte. Toch bleef hij niet vol wrok: in zijn testament legateerde hij fl. 1500 voor een nieuw orgel in de kerk. Ook in de straatnaamgeving van Appelscha werd hij geëerd.


Samen met zijn neven Alle Jans en Pier Jans nam hij grote infrastructurele werken aan. Er werd op naam van AWS met succes ingeschreven op de aanleg van de grindweg van Veendam naar Borger-Compagnie en Hoogezand-Zuidlaren voor fl 26.730 en van de basaltkade in de haven van Termunterzijl voor fl 14.860. De indijking van de Reiderwolder polder en het aanleggen van een sluis in Fiemel werd voor ruim fl. 700.000 aangenomen. Zie voor een uitgebreide beschrijving van alles wat samenhing met deze opdracht de dagboeken van Alle Jans van der Sluis elders op deze site.
De zakelijke contacten werden nog sterker aangehaald door een uitgekiende huwelijkspolitiek: drie zonen van AWS trouwden met drie dochters van Alle Jans, een dochter met een zoon van Pier Jans.
Alle Wytzes stond bekend als een goed werkgever. Verschillende turfgraversfamilies werkten generatieslang voor dezelfde baas. Niettemin was er sprake van een groot verschil tussen de steenrijke veenbaas en zijn arbeiders die dan weliswaar werk, maar toch een zwaar bestaan hadden. Een anonieme schrijver schreef in 1892 in het socialistisch weekblad De Klok het volgende ingezonden stuk over hem en zijn zoon Arent:

Deze uitzuigers zijn vader en zoon; de eerste meen ik dan eerst aan ’t publiek voor te moeten stellen, die zijn lage handelswijze wist te beknoeien door hem de arbeiders aangedaan. Met de eerste werkstaking te A. noodigde A. W. van der Sluis een paar arbeiders bij zich om bij hem te komen, of bij zijn slavendrijver en ziet wat gebeurde. (…) Wij moeten staan man aan man, schouder aan schouder; schudt af zulk ongedierte.

In schril contrast hiermee stond het artikel dat in 1881 over AWS verscheen in de Leeuwarder Courant ter gelegenheid van de viering van zijn 50-jarig jubileum als ondernemer:

Ooststellingwerf, 30 Julij. Gisteren had er in de veenkolonie Nieuw-Appelscha een eigenaardig feest plaats, dat met regt luisterrijk mogt heeten. De heer Alle Wytzes v.d. Sluis herdacht op dien dag zijn 50-jarige loopbaan als verveener, ontginner, landbouwer, enz. De zaal van hôtel Diligentia was inderdaad netjes versierd, en ’t was een indrukwekkend gezigt toen de grijze jubilaris daaraan een keurigen disch, omringd door 50 kinderen en kindskinderen, en eenige vrienden, allen in feestgewaad, plaatsnaam. ’t Geheele gezelschap was echt feestelijk gestemd, en toen de oudste zoon den jubilaris in regt hartelijke en gevoelige taal toesprak, waarbij hij zijne onvergetelijke moeder, die reeds lang onder de groene zoden rust, niet vergat, toen parelden in aller oogen stille tranen van dankbaarheid en aandoening. Het getal toasten op den jubilaris was legio, en zoo worden door de feestvierenden met geestdrift bedronken en beklonken. ’s Avonds, toen de jubilaris met het gezelschap na eene wandeling door het dorp en den fraaien tuin en prieel van Diligentia weer aan tafel zat, verraste de hoofdonderwijzer H. de Jong hem met een rijmpje in de Friesche taal, waarin deze een korten blik wierp op de vijftigjarige loopbaan van den jubilaris, die getuigde van zeldzamen ijver en énergie en de waarheid bewees van het Friesche spreekwoord: it is mei sissen net te dwaen. Op het gebied van verveening, ontginning, landbouw, veeteelt enz. toch heeft de heer A.W. v.d. Sluis zich zeer verdienstelijk gemaakt en mag men hem met de meeste vrijmoedigheid tot een voorbeeld stellen voor anderen. Immers, als allen hunne financiële en intellectuele krachten zóó productief maakten, er zou meer welvaart heerschen, terwijl de aardbodem eene verandering zou ondergaan, die zegenrijke vruchten moest afwerpen voor tijdgenoot en nakomeling. Dat het den bijna 70-jarigen grijsaard, die voor zijn leeftijd bijzonder kras is en nog degelijks met vasten tred veldwaarts gaat, mag gegeven zijn, nog een reeks van jaren te leven tot vreugde zijner kinderen en tot heil der maatschappij is onze innige wensch. Wij gelooven de tolk te zijn van alle feestvierenden, als wij den heer F. v.d. Bosch voor de uitstekende bediening en den heer Reitsma met zijn orchest voor de gepaste muziek onzen dank betuigen.