3.3 JELTJE JANS 14-5-1787 Haulerwijk - 25-9-1824 Kortezwaag x Tjalling Freerks Landmeter, veenbaas, Opsterland 9-10-1812 1782/1783 Kortezwaag - 14-3-1842 Appelscha zv Freerk Tjallings Landmeter en Trijntje Jans |
1. Trijntje (1813-1865) x Lammert Tjipkes van der Meer 2. Jan (1815-1888) x Bontje Berends Jonker 3. Hylkjen (1817-1889) x Tjibbe Sytzes Jongsma 4. Wytske (1819-1903) x Hindrik Otten Vrij 5. Freerk (1820-1822) 6. Tjaltje (1822-1864) x Folkert Sanders van der Duin 7. Jeltje (1824-1824)
Jeltje Jans trouwde met de vervener Tjalling Freerks Landmeter. In de huwelijksakte staat ze vermeld als naaister. Omdat Tjalling doopsgezind was, is zijn precieze geboortedatum niet bekend. Jeltje overleed al in 1824, vermoedelijk bij de geboorte van haar jongste kind, dat naar haar werd genoemd. Ook dit kind overleed. Tjalling stond er dus alleen voor, met vijf kinderen.
Toen zijn schoonmoeder Hylkjen Sytzes in 1826 overleed eiste hij Jeltjes erfdeel op voor zijn kinderen Trijntje, Jan, Wytske, Hylkjen en Tjaltje. Op zijn verzoek werd daarom een lijst opgemaakt van de bezittingen van Hylkjen. Zijn schoonvader Jan Wytzes voerde de inventarisatie zelf uit, en men kwam overeen om geen externe deskundigen voor de taxatie in te schakelen. Blijkbaar lag Tjalling niet zo goed bij zijn schoonfamilie, want zowel Jan Wytzes als Hylkjen Sytzes gaven in hun testament aan dat ik expresselijk wil en begeere dat hun vader geen genot van die Revenuen zal hebben. Tot de kinderen meerderjarig zijn is Jan Alles van der Sluis beheerder van hun vermogen.
Uit het feit dat Tjalling bij zijn huwelijk veenbaas is, in zijn periode in Appelscha wordt aangeduid als slager en tapper, en bij zijn overlijden als arbeider wordt vermeld, blijkt dat het hem financieel bepaald niet voor de wind ging. De geldperikelen van de familie spelen nog door in volgende generatie. In 1865 maakt Alle Jans in zijn dagboek nog gewag van een schuld die de kinderen van Trijntje Landmeter hebben aan Pier Jans van der Sluis.
3.4 WYTZE JANS, veenbaas, koemelker en bijker 17-1-1790 Hoornsterzwaag - 4-12-1848 Hoornsterzwaag ongehuwd |
De carrière van Wytze Jans verloopt niet op de wijze die zijn vader voor ogen zal hebben gestaan. Door zijn vader wordt hij financieel geholpen om in de vervening een goed bedrijf op te zetten, want bij het opmaken van de 'Staat van den boedel en nalatenschap' van Jan Wytzes heeft hij een schuld van f1708,32, meer dan een half erfdeel. Bij zijn overlijden echter staan als beroepen 'koemelker en bijker' vermeld.
Hij hoeft niet in militaire dienst, omdat Jelle Hendriks Dijkstra voor hem als remplaçant tegen een vergoeding van f3000,- dit werk opknapt. Het met Jelle Hendriks Dijkstra geaccordeerde contract:
3.5 ANTJE JANS 31-10-1792 Hoornsterzwaag - 20-4-1882 Gorredijk x (1) Sytze Sybes de Jong, bakker, Opsterland 7-11-1818 14-12-1782 Gorredijk - 22-5-1835 Gorredijk zv Sybe Sytzes de Jong en Martzen Hermans x (2) Johannes Alberts Dijk, rentenier, Opsterland 9-5-1836 10-4-1795 Gorredijk - 1-8-1865 Gorredijk zv Albert Jans Dijk en Eelkje Johannes |
1. Sybe (1819-1820) 2. Matje (1821-1888) x Aaldert Feddriks Sterringa 3. Jan (1822-1874) koemelker te Gorredijk 4. Hylkjen (1824-1829) 5. Hylkjen (1831-1910) x Pier Minnes Glasz 6. Sybe (1833-1834)
Uit het testament van Antje Jans van der Sluis blijkt dat zij financieel in uitstekende staat verkeerde. Haar dochter Martje Sytzes de Jong, gehuwd met Aaldert Sterringa kreeg:
vier stukken greidland in Kortezwaag en Terwispel
zeven huizen met grond in Hoornsterzwaag, Gorredijk en Wijnjeterp samen een waarde van f 18.950,
Haar dochter Hylkje Sytzes de Jong, weduwe van Pier Minnes Glasz kreeg:
drie stukken greidland in Terwispel en Kortezwaag
drie huizen met grond in Gorredijk
samen een waarde van f 11.600,
De naar haar genoemde kleindochter Antje Glasz kreeg nog f 1000.
3.6 TJALTJE JANS 30-11-1795 Hoornsterzwaag - 8-8-1874 Hemrik x Jan Alles van der Sluis, koopman, Opsterland 14-4-1825 30-6-1787 Hemrik - 22-4-1863 Hemrik zv Alle Wytzes van der Sluis en Froukjen Luitzens |
Tjaltje was de derde en jongste dochter van vervener Jan Wytzes. Zij sloot het beste huwelijk dat men zich in de familie kon voorstellen: ze trouwde met haar neef Jan Alles, in die tijd niet alleen de rijkste man in de familie, maar bovenal iemand die zeer ontwikkeld was en verder keek dan zijn eigen dorp. Geeske Piers Hemrica, de eerste vrouw van Jan Alles, was nog maar 30 jaar toen ze overleed, waarna Jan Alles achterbleef met drie jonge kinderen. Na bijna 7 jaar weduwnaar te zijn geweest, trouwde hij met Tjaltje. Alle financiële aspecten van dit huwelijk komen elders in het Van der Sluis-verhaal ruimschoots aan de orde, daarom ligt nu meer de focus op Tjaltje. Waren er geen dagboeken geweest, dan zou het vrijwel onmogelijk zijn geweest om meer over haar te weten te komen.
Uit de lijsten van de volkstelling van 1829 blijkt dat de drie kinderen op dat moment niet bij Jan Alles en Tjaltje woonden. Jongste zoon Pier woonde bij zijn grootouders in Lippenhuizen, maar tot dusver is niet duidelijk geworden waar Alle en Aaltje woonden. Toch waren zowel Alle, Aaltje als Pier later beslist op haar gesteld. Alle Jans refereert in zijn dagboeken meestal aan haar als 'Moeder' of 'Grootmoeder'. Pier, die zijn eigen moeder niet bewust heeft gekend, noemt haar 'Beppe'. Tijdens het leven van haar echtgenoot hadden de bezoeken grotendeels een zakelijk doel, al was het alleen maar vanwege de 'brandkast van Vader' die daar stond. In die jaren bestonden er nog geen banken, alle betalingen vonden daarom plaats in baar geld. Vanwege de grootschalige projecten van de familie werden er forse bedragen betaald en geïnd.
Na de dood van haar man bleven de diverse generaties intensief contact houden met Tjaltje. Soms dagelijks kwamen de kinderen en kleinkinderen bij haar op bezoek en werd bij Moeder gegeten of werd de avond bij haar doorgebracht onder het genot van thee of een glas wijn. In november 1871 maakt Alle Jans de volgende aantekening in zijn dagboek: Voor moeder besteld een half anker wijn en voor Auke 6 vles portwijn. Ook Tjaltjes eigen neven en nichten kwamen af en toe langs bij hun tante.
In januari 1867 komt Harmke Dijkstra uit Appelscha bij Tjaltje wonen: Met Harmke Dijkstra ben ik overeengekomen dat zij op mei a.s. bij moeder zoude wonen en verdienen f 50= behalve een gulden tot nieuwjaar, dan moest zij alle uitgaaf in een boekje schrijven en mogt zonder toestemming niet uitgaan.
Op 4 augustus schrijft Pier in zijn dagboek dat het 'niet best' gaat met beppe. Vier dagen daarna is Tjaltje overleden. In haar testament benoemt zij haar drie stiefkinderen tot erfgenamen. Aan haar zuster Antje Dijk-van der Sluis, haar broer Harke en de kinderen uit het huwelijk van har zuster Jeltje met Tjalling Freerks Landmeter laat zij ieder f 5000 na, en de dochter van haar broer Sytze krijgt f 2000. Haar lijfdracht en gouden en zilveren sieraden worden verdeeld onder dezelfde personen.
3.7 SYTZE JANS, veenbaas te Hoornsterzwaag 14-5-1798 Hoornsterzwaag - 11-12-1835 Hoornsterzwaag x Wytske Minderts de Boer, Schoterland 19-11-1826 26-11-1803 Kortezwaag - 24-8-1885 Hoornsterzwaag dv Mindert Jurjens de Boer en Roelofje Annes Hommema 1. Hylkjen, 5-3-1828 - 2-8-1828 Hoornsterzwaag 2. Hylkjen 25-10-1829 Hoornsterzwaag 3. Roel, 26-6-1832 - 25-4-1852 Hoornsterzwaag, veenbaas |
Van de zonen van Jan Wytzes was Sytze het meest ondernemend. Samen met Oene Wiebes van Riezen deed hij twee hoogveenaankopen op de 20e en 23e wijk in Hoornsterzwaag. Na het overlijden van Jan Wytzes werd diens hele veenbedrijf echter overgenomen door schoonzoon Jan Alles. Dit gebeurde door via onderhandse aktes de erfdelen van de verschillende erfgenamen op te kopen. Sytze ontving in ruil voor zijn erfdeel de boerderij in Hoornsterzwaag, maar hij overleed al een jaar na zijn vader. In zijn overlijdensakte staat als beroep 'winkelier' vermeld.
Zijn vrouw Wytske bleef achter met twee jonge kinderen, een zoon en een dochter. De zoon werd in de geboorteakte Roel genoemd, in latere aktes Roelof. Ook hij overleed op jonge leeftijd. In de overlijdensakte staat: oud bijna twintig jaren, van boerenbedrijf. Zijn moeder Wytske wordt vermeld als 'winkeliersche'. Blijkbaar hebben Roelof en zijn moeder samen de winkel en boerderij in Hoornsterzwaag een aantal jaren voortgezet.
3.9 HARKE JANS, timmerman te Gorredijk 24-10-1803 Hoornsterzwaag - 1-5-1881 Gorredijk x Sophia Kornelis van der Bij, Opsterland 17-6-1827 24-11-1802 Lippenhuizen - 7-7-1883 Gorredijk dv Kornelis Binnes van der Bij en Gepke Sophias' Looyinga 1. Jan 25-10-1828 Gorredijk 2. Kornelis 6-4-1830 Gorredijk 3. Hylkjen, 4-11-1831 - 9-8-1834 Gorredijk 4. Pieter 14-8-1833 Gorredijk 5. Alle 8-9-1635 Gorredijk 6. Binne 19-8-1837 Gorredijk 7. Hylke 27-4-1840 Gorredijk |
Financieel is het ook Harke Jans niet voor de wind gegaan. Zijn leven lang heeft hij schulden gemaakt getuige de vele bewaard gebleven schuldbekentenissen. In deze obligaties wordt eerst als beroep koopman en meester timmerman vermeld, later winkelier en timmerknecht. Na Harkes overlijden verkoopt Binne Harkes zijn erfdeel aan zijn broers Jan, Kornelis en Hylke voor f 200,-. De totale nalatenschap heeft dus een waarde van zo'n f1200,- gehad.