Achtste generatie
Jan Alles van der Sluis (1787-1863)


4.3
JAN ALLES, koopman

30-7-1787 Hemrik - 21-4-1863 Hemrik
x Geeske Piers Hemrica, Opsterland 29-3-1811
19-2-1788 Lippenhuizen - 14-6-1818 Hemrik
dv Pier Sytzes Hemrica en Akke Teijes
x Tjaltje Jans van der Sluis, Opsterland 14-4-1825
30-11-1795 Hoornsterzwaag - 8-8-1874 Hemrik
dv Jan Wytzes van der Sluis en Hylkjen Sytzes

Uit het eerste huwelijk:
1. Alle 3-4-1813 Hemrik
2. Aaltje 12-4-1815 Hemrik
3. Pier 1-7-1817 Hemrik


Jan Alles van der Sluis en Geeske Piers Hemrica


In 1811 trouwt Jan Alles op 23-jarige leeftijd met boerendochter Geeske Piers Hemrica uit Lippenhuizen. Zijn vader Alle Wytzes was bij het huwelijk de ambtenaar van de burgerlijke stand. Jan Alles tekent de huwelijksakte niet alleen met zijn handtekening, maar zet er ook trots zijn beroep onder: Geadm. Lantm.

Geeske Piers Hemrica overleed al op 30-jarige leeftijd. Jan Alles heeft na haar dood haar portret en ook dat van zichzelf laten schilderen, gezien de stijl waarschijnlijk door schilder Sterringa uit Gorredijk. Zes jaar later trouwde Jan met zijn volle nicht Tjaltje van der Sluis, een dochter van Jan Wytzes en Hylkjen Sytzes. Dit huwelijk bleef kinderloos. Het ligt in de lijn der verwachting dat de kinderen uit zijn huwelijk met Geeske (toen 12, 10 en bijna 7 jaar oud) gewoon bij Jan en zijn nieuwe echtgenote zouden wonen. Maar volgens de volkstelling van 1830 woonde zoon Pier op dat moment in Lippenhuizen, bij zijn grootouders Pier Sytzes Hemrica en Aaltje Teijes. Waar Alle en Aaltje verbleven viel niet te achterhalen.



In de loop der jaren ontpopt Jan Alles zich tot een ondernemer van formaat. In notariële aktes staat hij vermeld als 'koopman'. Als beginnend ondernemer laat hij regelmatig in opdracht scheepsladingen gezaagd hout en houtstammen veilen in plaatsen als Sneek en Leeuwarden. Hij was goed opgeleid. Aan de universiteit van Franeker had hij de opleiding tot geadmitteerd landmeter gevolgd. Voor opdrachtgevers als de Opsterlandse en Schoterlandse Veencompagnie bracht hij diverse veenpercelen in kaart. Bovendien kwam hij in een gespreid bedje vanwege de contacten en de activiteiten van zijn vader, ontvanger van de Opsterlandse Veencompagnie, en via die weg kreeg hij diverse opdrachten toegespeeld.
Naarmate vader Alle Wytzes zijn vervenersactiviteiten afbouwde, trad Jan Alles in zijn voetsporen. Samen met zijn broer Wytze zette hij het veenbedrijf in Hemrik en Wijnjeterp voort, maar de broers zochten het ook verderop. In Appelscha deden ze in 1827 een eerste voorzichtige aankoop van een klein perceel op een strategische plek bij de Appelschaster sluis. De verkoop vond plaats in de herberg van Wytze Alles. In 1830 kochten de broers voor fl. 450 een tweetal percelen, en in de jaren daarna werd er flink geïnvesteerd en deze veenderij zou uitgroeien tot de grootste in Appelscha. Een uitgebreide beschrijving van de Appelschaster expansie staat in het boek Eene quaestie van vraag en aanbod (R. Jonkman, Uitgeverij Noordboek, ISBN 789056156824)

Voor eigen rekening was Jan Alles al vanaf 1811 in Haulerwijk actief, waar hij gedurende zijn werkzame leven in totaal voor f 36.600 veen aankocht. Na het overlijden van zijn oom en schoonvader Jan Wytzes nam hij van zijn mede-erfgenamen het door hen geërfde aandeel in het veenbedrijf in Hoornsterzwaag over. Ook hier was hij een van de grootste verveners, vooral na de veertiger jaren van de 19e eeuw toen zijn zoons Pier en Alle toetraden tot het bedrijf. Het van Jan Alles werkterrein lag echter niet uitsluitend in Friesland. Hij was een van de belangrijkste financiers van de vervening in Nieuweroord in Drenthe, waar zijn beide zoons en zijn neef Alle Wytzes vanaf 1852 gingen vervenen.
Als beginnend ondernemer laat hij regelmatig in opdracht scheepsladingen gezaagd hout en houtstammen veilen in plaatsen als Sneek en Leeuwarden.
Jan Alles besefte dat ketenbeheersing belangrijk was, en dat er op die manier meer viel te verdienen. Gorredijk had bovendien een gunstige ligging en ontwikkelde zich tot centrumplaats. In 1834 kocht hij samen met zijn broer Luitzen de kalkbranderij met twee ovens (waarin turf als brandstof wordt gebruikt) en twee jaar later kochten Jan en Luitzen samen de houtzaagmolen in Gorredijk. Voortaan hoefde het zaagwerk niet meer te worden uitbesteed. Luitzen overleed echter al in 1840, en voor hem in de plaats kwam Jans schoonzoon Engbert Suardus Posthuma in het bedrijf. De naam werd toen veranderd naar Van der Sluis & Posthuma. Intussen bestond de firma uit een aannemersbedrijf, kalkbranderijen, een scheepshelling en een houthandel.

Het aannemingswerk bracht de meeste risico's met zich mee. De verschillende projecten, voornamelijk met Jan Alles als geldschieter en - in wisselende samenstellingen - Alle Jans, Pier Jans, Engbert Suardus Posthuma en Alle Wytzes als uitvoerders, werden steeds omvangrijker. De ultieme 'klapper' was, in 1862, de aanleg van een 9401 meter lange zeedijk met zeesluis voor de afwatering van de Vierkarspelen en Bellingwolder zijlvesten en een duiker in de Dallingweersterdijk in de provincie Groningen, met het bovengenoemde kwartet met f 620.000 als laagste inschrijvers. Daarbij behoorde ook het graven van een kanaal met uitwateringssluis bij Fiemel voor f 91.890. In de dagboeken van Alle Jans valt meer te lezen over deze projecten en de dagelijkse gang van zaken. Over deze inschrijving doen vele spannende verhalen de ronde. 'Boertje' Jan Alles zou op klompen naar de inschrijving in Zwolle zijn gelopen, en de polder zou de dag na oplevering zijn overstroomd na een harde storm. De waarheid ligt anders, de online krantensite Delpher bood uitkomst bij de verificatie van dit verhaal. De inschrijving vond plaats in Groningen, en de reizen gingen per rijtuig of koets. Nadat het project in gang was gezet, zetten de aannemers en hun uitvoerders een uitgekiend 'pony express'-systeem op, waarbij op verschillende stations de paarden werden gewisseld en verzorgd. Zo konden ze snel ingrijpen als actie nodig was. Stormschade was er af en toe, maar die werd altijd snel hersteld.

Tenslotte waren er op de achtergrond nog steeds activiteiten op boerderij bij de Hemriker sluis, waar volgens de inventaris de levende have bestond uit vier paarden, elf koeien en tien schapen. Op 15 februari 1859 meldde de Leeuwarder Courant: Buitengewoon zware vette os, afkomstig van den heer J.A. van der Sluis te Hemrik, gekocht door de gebroeders Kalf van Dragten en van Gorredijk, die geschat wordt schoon aan de haak p.m. twee duizend halve Nederlandse ponden te zullen wegen, zal, tegen betaling van 25 cent per persoon, te bezigtigen zijn: te Heerenveen den 16den, bij den Logementhouder Jorissen; den 17den in het Vaartuig te Akkrum en den 18 en 20 dezer te Leeuwarden bij den kastelein Brada.
De betreffende os is vereeuwigd door schilder Hermanus Sterringa uit Gorredijk. Het schilderij meet 89 x 117,3 cm en maakt deel uit van de collectie van het Streekmuseum Opsterlân in Gorredijk.



Het onderschrift luidt:
J.A. v.d. Sluis te Hemrik mestte mij
Jozef en Joël Kalf, ontaarde zonen, gij
Begingt een vadermoord, gij hebt mij wreed gekeeld,
Maar neen! Ik was een os en heb u niet geteeld.
Den 25 Febr. 1859 oud 5 jaar en 10 md,
Werd ik alhier gewond
Vleesch had ik Ned 734, vet 127, zamen 861 pond


Al met al valt er van alles te vertellen over Jan Alles van der Sluis, het bovenstaande is slechts een selectie. Ten tijde van het verschijnen van het eerste familieboek (1981) waren er veel minder bronnen en moesten we vaak dagenlang in de archieven speuren. Tegenwoordig is er dankzij internet veel meer veel sneller te vinden, en weten we bijvoorbeeld dat Jan zeker 200 keer bij de notaris zat om akten te passeren. Natuurlijk heeft hij alle werk niet in zijn eentje gedaan, en was dit niet mogelijk geweest zonder de inzet van alle naamloze veenarbeid(st)ers, molenaars, kalkbranders, koetsiers e.a. en niet te vergeten zijn beide echtgenotes.

Op 1 januari 1855 maakte Jan Alles een Staat of Korte Inventaris van mijn geheelen boedel. Samengevat waren zijn bezittingen:
25 % vervening Hoornsterzwaag en Wijnjeterp 10.955,00
50 % vervening Appelscha 30.922,27
vervening Haulerwijk 8.679,92
25 % vervening Nieuweroord 1.296,38
zaagmolen en scheepstimmerwerf 35.538,83½
kalkfabriek 3.492,00
eigen huis te Hemrik 6.500,00
drie boerderijen te Hemrik 10.700,00
halve zathe te Appelscha 4.500,00
huis en land te Nitap 4.250,00
hooiland onder Terwispel 6.100,00
weiland, heide en veenondergrond 31.510,00
bos 3.600,00
schulden van zijn drie kinderen 56.734,00
overige debiteuren 30.343,16½
tien huizen 9.800,00
obligaties en aandelen 67.940,00
geheele inboedel 1.100,00
4 paarden, 11 koeien, 10 schapen, reeuw 2.130,00
rogge en boekweit 240,00
aan contanten 14.230,00
.
totaal 'profijtelijke staat' 340.561,57
totaal 'schadelijke staat' 15.300,00
.
kapitaal 325.261,57



Ter vergelijking: de waarde van een gulden in 1855 komt overeen met tien euro nu.
Na zijn overleden werd de erfenis door de drie kinderen verdeeld. Van de belangrijkste bezittingen kreeg Alle de veenderij onder Hoornsterzwaag, Aaltje met ESP de molen en zagerij c.a. te Gorredijk en Pier de veenderij onder Appelscha.