Verhoor Suardus Posthuma


Articulen Probatoir voor den Proc.r Genr.l dezes lantschappe rat. off. klageren post., contra Syverhardus Posthumus van de Dragten, bekl.de en post.de, om bij dezelve te worden beantwoord.

De klager stelt waar te zijn:
1. Dat de bekl.de al voor eenige jaren de medebekl.de Antje Jans Pama als dienstmeid bij zig in huijs heeft gehad te wonen.
Syverhardus Posthumus R: Credit (geeft dit toe)
2. Dat hij bekl.de bij dezelve gedurende haar dienst een kint buiten den echt heeft geprocreëert.
R: credit
3. Dat de bekl.de dit kint als het zijne, daar hij vader van was, heeft bekent en aangenomen
R: uts. (alsboven)
4. Dat de bekl.de dit kint na zijn voornaam Suarda of Syverhardina heeft laten benoemen
R: uts.
5. Dat dit kint bij de bekl.de als het zijne word opgevoed en bij hem in huijs woont.
R: uts.
6. Dat de bekl.de eenen Reid Gerbens in zijne minderjarigheit sedert deszelfs 16de en 17de jaar tijdelijks aan zijn huijs ontfangen heeft
R: Door het huwelijk van den resp. broeder aan de suster van Reid was er familiare kennisse gekomen, ook hadde hij wel aan de resp. huijs als knegt gewerkt of geverft.
7. en de conversatie van Reid Gerbens met des bekl.des voorschreven dienstmeijd niet alleen toegestaan
R: Dat hem in de tijt onbekent was dat er meer als burgerlijke verkering was.
8. maar ook op allerleij wijze begunstigt ende aanleijding daartoe gegeven heeft.
R: Daar geen occasie toe gegeven te hebben maar dat de resp. wat merkende Reid Gerbens daar van wel heeft afgemaant
9. Met deze Reid Gerbens zo wel bij nagt als bij dag toegang tot zijn gemelde dienstmeijd te geven
R: Onwaar te zijn, zijnde met zijn vrinden wel op een avontvisite bij hem geweest of dat op een avont wat van de resp. quam halen.
10. Den zelven met alle bedenkelijke beleeftheit en vriendelijkheit ten allen tijde aan zijn huijs te tracteren
R: Niet meer als gewoon is aen een ander te doen
11. En door deze verleidelijke ontmoetingen Reid Gerbens zo verre te brengen, dat die zig zelfs zo verre vergetende, op aanraden van de bekl.de met Antje Jans troubeloften heeft gecontracteert
R: Non credit, als zijnde buijten zijn kennis en weten geschiet
12. Alles tot groote smerte en in weerwil van Wytske Abes, de moeder van Reid Gerbens
R: Dat de resp. hetgeene belet hadde om zijner vrinden wille
13. Dat deze Wijtske Abes om de conversatie van haar zoon ten huijze van de bekl.de te beletten en tegen te gaan, haar bij request aan den Hove geaddresseert en een penale oronnantie tegen de bekl.de cum soc. voor gepraesenteerd heeft
R: credit
14. Dat het Hof na examinatie van het voorschr. request op den 12 Maart 1745 de penale ord.tie bij de probatoire art.len overgelegt, tegen de bekl.de cum soc.verleent heeft
R: Credit
15. Dat de penale ord.tie den volgenden dag aan de beklaagde geinsinueert is
R: Nescit (weet hij niet)
16. Dat de bekl.de niettegenstaande na de voorschreven penale ord.tie voortgevaren is de conversatie van Reid Gerbens met Antje Jans aan zijn huijs te laten continueren
R: Dat hij eens en andermael verfstoffen heeft gehaelt en hadde hem niet aangehouden
17. en bovendien Reid Gerbens en Antje Jans met raad en daat te adsisteren om malkanderen in hunne troubeloften stantvastig te blijven tegen alle beswaren van Reid Gerbens moeder
R: Dat in allen opreghte zoo niet te zijn
18. Dat deze pogingen van de bekl.de alleen met dat oogmerk zijn geschiet om deze Reid Gerbens en Antje Jans Pama uijt te koppelen
R: Onwaar te zijn
19. Om daardoor zelfs van Antje Jans ontslagen te worden en zijn eigen kwaad met de schande van een ander enigzins te bedekken
R: Onwaar te zijn hebbende zij aan de bekl.de belooft weder bij hem te zullen komen doe zij na Groningen gereist is
20. Dat de bekl.de ten dien einde aan Reid Gerbens geraden heeft om zig na Embden te begeven en daar met Antje te trouwen
R: Onwaar te zijn, hebbende niet beter geweten of zij zouden in drie dagen weder komen.
21. Dat Reid Gerbens de raad van de bekl.de opgevolgt en zig na Embden begeven heeft
R: Niet met zijn raed
22. Dat Antje op persuasie van de Bekl.de zig mede derwaarts begeven heeft
R: Non credit, voorts ut ad art. 20
23. Dat Reid en Antje door Wijtske Abes met veel kosten en moeijten in hun voornemen van te trouwen in Embden verhindert zijn
R: Daar niet van te weten
24. Dat Antje Jans na haar wederkomst van Embden bij de bekl.de nog eenigen tijd in huijs gewoont heeft.
R: Onwaar te zijn
25. Dat Reid Gerbens na zijn terugkomst van Embden door de bekl.de in zijn huijs bij Antje Jans met de conversatie ontfangen is
R: Utsupera (alsboven)
26. Dat daarna Reid Gerbens door zijn moeder na Hollant gezonden is om hem te beletten de conversatie meergemeld
R: Nescit waarom
27. Dat de bekl.de op den 4 maart 1746 de brief onder A overgelegt, en dus na de penale ord.tie aan Reid Gerbens in Hollant geschreven heeft
R: Credit
28. Dat na vertoninge van deze brief aan de bekl.de door de Ed. Mog. Heer Commissaris hij zal moeten bekennen dezelve door hem in het geheel eigenhandig met het opschrift geschreven en ondertekent te zijn
R: Credit
29. Dat de bekl.de Reid Gerbens in die brief met kennis van Antje Jans heeft aangemaant,
R: Sonder kennisse van Antje dog refereert hij tot de brief
30. Dat hij zich door geene wederwaardigheden moest laten afschrikken van zijne trouw en stantvastigheit voor Antje Jans Pama
R: Sig tot de brief te gedragen
31. Dat hunne vrintschap nog door voor- of tegenspoed, nog door rijkdom of armoede nog te verbroken worden
R: als voren
32. Dat de bekl.de Antje Jans Pama in die brief noemt de liefste van Reid Gerbens R: geantwoort te hebben op een brief door hem geschreven alwaar hij haar soo noemt
33. Dat de bekl.de deszelfs hoerenkint bij Antje geprocreëert aan Reid Gerbens daarin durft te noemen zijn alderliefste dogter Suardina
R: Credit
34. Wijders dat Reid Gerbens bij het tezamen wezen van de bekl.de met Antje Jans op het Heerenveen het voorwerp was geweest van hunne gedagten, discoursen en verlegentheit
R: daar niet van te weten en gedraagt zich tot de brief
35. Omdat er gerugten waren dat hij Reid Gerbens tegen zijn wil na Oostindiën zoude gezonden worden
R: daar veel verdriet over te hebben gehadt
36. Dat de bekl.de op den 26 en 27 October 1746 in het Dragtster jaarmarkt ten zijnen huijze tezamen ontfangen heeft
R: dat niet beter wist als dat de zaeken waren ingeschikt met de vrinden
37. Dat voorn. twee personen gedurende dese twee dagen in presentie van de bekl.de aan sijn huijs hebben geconverseert
R: twee naghten en een dag
38. Dat zij bij malkanderen op een bed aldaar hebben geslapen
R: Credit

Uiteraard is ook Antje Jans ondervraagd. Veel vragen komen overeen met de bovenstaande, opvallend is nog haar antwoord op de vraag:
6. Dat de bekl.de voor of onder de conversatie met Reid Gerbens reets een kint buijten den echt bij haar broodheer Syverhardus Posthumus de mede bekl.de had overgewonnen
R: Credit, dog heeft de apotheker haar, als toen maar 18 of 19 jaren oud zijnde, daartoe verleid en was sulks aan Reid Gerbens en de vrienden die daar veel aan huis kwamen wel bekend.