>
Sate 29 in 1700 en 2000


Tsjerkebuert Wijnjeterp


    • Sate 29:

    • Sate 29 in de 17e eeuw
    • Sate 29 van 1700 tot 1832
    • Sate 28/29 in kadaster 1832

      Na 1832:

    • Sate 26
    • Sate 27
    • Sate 28
    • Sate 30/31
    • Sate 32/33

    • Oudste tijden
    • 16e eeuw
    • Kohieren
    • 17e eeuw
    • Van 1700 tot 1832
    • Kadaster 1832
    • Stambomen

  • Startpagina RJ - PvdS

    Gastenboek


    E-mail:
    Reitze Jonkman


  • Sate 29 na 1832


    De kaart uit 1700 in de kop van deze pagina laat op sate 29 een gebouw zien in de vorm van een langhuis, zonder in vorm afwijkend voorhuis of hoogteverschillen. Dat komt sterk overeen met de situatie die in 1832 in het kadaster wordt weergegeven:


    Opvallend is het naast de boerderij staande huis. Dat is met het erachter gelegen erf vreemd genoeg niet in bezit van de familie Andringa, maar van secretaris Suringar uit Beetsterzwaag. Al in een verkoopacte uit 1737 wordt vermeld dat de sate belast is met de menninge reed en drifte van Hendrik Bartels huisinge. Dat zou op het bewuste huis betrekking kunnen hebben.
    In 1835 gaat het bezit van Suringar over op zijn schoonzoon Carel Octavius Voget, predikant te Zweins en Peins, die het twee jaar later aan Tjibbe Andries Andringa verkoopt. In 1849 wordt het huis samen met de boerderij afgebroken en krijgt het erf de bestemming bouwland:


    Op de eerste kadasterkaart is ook duidelijk te zien wat werd bedoeld met het in 1798 genoemde 'Hendrik Klases bouwland': het betreft de percelen E236 en E237, in bezit van wed. Andringa en mede-eigenaren. (Zie ook de stemkohieren van 1838 en 1852). In 1849 wordt dit bezit aangekocht door Tjibbe Andries Andringa.
    In 1855 wordt een nieuwe boerderij gebouwd. Het voorhuis is duidelijk kleiner dan het huidige en er is één bijgebouw neergezet. Ook de 'hutte' is duidelijk te zien. De perceelgrenzen van het hiem hebben ook enkele aanpassingen ondergaan. In 1879 worden nog een potstal, een wagenhuis en een schuur toegevoegd.


    Het bezit in de tweede helft van de 19e en eerste helft van de 20e eeuw wordt op logische wijze via vererving doorgegeven. Opeenvolgend zijn de eigenaar Tjibbe Andries Andringa (1802-1871), Andries Tjibbes Andringa (1825-1886) en weer Tjibbe Andries Andringa (1857-1899). De laatste had drie kinderen, onder wie het bezit op saten 26 t/m 33O werd verdeeld. Sate 29 kwam (met 28 en 27O) aan zoon Andries Tjibbes Andringa (1886-1934). Hij trouwde met mijn oudtante Aaltje Sakes Akkerman. Na haar dood in 1976 kwam de boerderij in bezit van haar stiefkinderen uit een tweede huwelijk met Johannes Oenema.
    Mijn ouders hebben er nog tot 1980 gewoond, daarna heeft de boerderij de agrarische bestemming verloren en is de bijbehorende grond aangekocht door de eigenaar van sate 30/31.

    Ten noorden van de vaart
    Aan de noordkant bevond zich in 1832 een kleine boerderij, in bezit van de weduwe IJbe Lolkes Veenstra, een schoonzuster van Antje Lolkes.


    Aaltje Heeres Andringa kocht de kamer, schuur en erf in 1847. Het huis aan de noordkant kreeg toen een nieuw voorhuis, dat echter in 1859 ook weer verdwenen was. In 1904 kocht Thijs Wietzes de Jong de boerderij van de drie kinderen van Tjibbe Andringa, in 1907 werd nieuwbouw gepleegd. De kinderen Andringa kochten de boerderij in 1927 weer terug, in 1963 ging deze naar Theunis K. Herder. In 1971 volgde afbraak.



    Rechts de boerderij bij de draai


    Ten zuiden van de vaart
    Aan de zuidkant stond oorspronkelijk een dubbele arbeiderswoning, die in 1859 werd afgebroken en vervangen door een nieuwe boerderij. In 1879 volgde bijbouw en werd het perceel kadastraal heringedeeld.


    In 1846 had Aaltje Heeres Andringa het bezit van wed. Veenstra ten zuiden van de vaart aangekocht en het bezit van haar beppe Antje Lolkes daar geërfd. Nadat de heide in de jaren 1850-1860 was ontgonnen stond er van 1860 tot 1873 ook nog een huisje aan de wijk:


    In 1873 werden de percelen samengevoegd met de naastliggende percelen op uitgang 28:


    In 1904 kocht Sijtze Eeuwes Nijboer de boerderij en het bijbehorende land, hij verkocht alles weer in 1921 aan Jeen Jans Posthumus. Deze werd opgevolgd door zijn zoon Jan en weer later door zijn kleinzoon Jeen.